In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 5 september 2019, waarin de toekenning van een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) werd behandeld. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 9 november 2020 in Middelburg, waar de rechtbank besloot een deskundige te benoemen voor nader onderzoek. Verzekeringsarts D. Erdogan heeft verzoekster op 16 maart 2021 onderzocht, en de bevindingen zijn vastgelegd in een deskundigenrapport van 22 maart 2021. Op basis van dit rapport heeft het UWV op 1 juni 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij verzoeksters bezwaar gegrond werd verklaard en zij voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt werd beschouwd.
Na deze wijziging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten. Het UWV heeft zich in een brief van 2 september 2021 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen en veroordeelt het UWV in de proceskosten tot een bedrag van € 1.496,-, alsook in de reiskosten van € 53,72 die verzoekster heeft gemaakt voor de afspraak bij de deskundige. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, en is openbaar gemaakt op 18 januari 2022.