ECLI:NL:RBZWB:2022:284

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
AWB- 19_4989
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling UWV in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 5 september 2019, waarin de toekenning van een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) werd behandeld. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 9 november 2020 in Middelburg, waar de rechtbank besloot een deskundige te benoemen voor nader onderzoek. Verzekeringsarts D. Erdogan heeft verzoekster op 16 maart 2021 onderzocht, en de bevindingen zijn vastgelegd in een deskundigenrapport van 22 maart 2021. Op basis van dit rapport heeft het UWV op 1 juni 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij verzoeksters bezwaar gegrond werd verklaard en zij voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt werd beschouwd.

Na deze wijziging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten. Het UWV heeft zich in een brief van 2 september 2021 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. De rechtbank concludeert dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen en veroordeelt het UWV in de proceskosten tot een bedrag van € 1.496,-, alsook in de reiskosten van € 53,72 die verzoekster heeft gemaakt voor de afspraak bij de deskundige. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, en is openbaar gemaakt op 18 januari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4989 WIA
uitspraak van 18 januari 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. N.J. Brouwer,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), het UWV.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 5 september 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake de toekenning van een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 9 november 2020. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst teneinde een deskundige te benoemen voor het verrichten van nader onderzoek.
Op 16 maart 2021 heeft verzekeringsarts D. Erdogan verzoekster onderzocht.
De bevindingen van dat onderzoek zijn neergelegd in het deskundigenrapport van
22 maart 2021.
Bij besluit van 1 juni 2021 heeft het UWV naar aanleiding van het deskundigenrapport een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij verzoeksters bezwaar gegrond is verklaard en verzoekster voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt wordt beschouwd.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft bij brief van 2 september 2021 aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 1 juni 2021 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,‑ en wegingsfactor 1).
Daarnaast heeft verzoekster vergoeding gevraagd voor de reiskosten van € 53,72 die zij heeft gemaakt in verband met de afspraak bij de deskundige. Deze kosten komen ook voor vergoeding in aanmerking.
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.496,- en de reiskosten tot een bedrag van € 53,72.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Graumans, griffier, op 18 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze
uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.