ECLI:NL:RBZWB:2022:2821

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 20_7997
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Wajong-uitkering en onderzoeksgebrek door UWV

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 19 mei 2022, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn Wajong-uitkering door het UWV behandeld. Eiser, geboren op 10 juni 2000, had in oktober 2019 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke door het UWV op 20 februari 2020 werd afgewezen. Het UWV verklaarde het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing ongegrond in een besluit van 7 juli 2020. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat er sprake is van een onderzoeksgebrek en dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn beperkingen.

Tijdens de zitting op 7 april 2022, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, werd het standpunt van het UWV verdedigd door mr. M.B.A. van Grinsven. Eiser betoogde dat hij een verstandelijke beperking heeft en dat hij niet zelfstandig kan functioneren in een werkomgeving. Het UWV daarentegen stelde dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd zijn en dat eiser in staat wordt geacht om bepaalde taken uit te voeren.

De rechtbank concludeert dat het UWV onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de arbeidsmogelijkheden van eiser, met name in relatie tot zijn stage-ervaringen. De rechtbank heeft behoefte aan meer gedetailleerde informatie van de begeleiders van eiser over zijn functioneren tijdens de stage. De rechtbank biedt het UWV de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen zes weken. De verdere beslissing wordt aangehouden tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7997 Wajong T

tussenuitspraak van 19 mei 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. C.G. Matze,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 20 februari 2020 (primaire besluit) heeft het UWV geweigerd aan eiser een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toe te kennen.
In het besluit van 7 juli 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 7 april 2022.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde en [naam begeleider] (begeleider bij zorggroep [naam zorggroep] ). Namens het UWV was aanwezig mr. M.B.A. van Grinsven.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser, geboren op 10 juni 2000, heeft in oktober 2019 een aanvraag gedaan voor een Wajong-uitkering.
Na medisch en arbeidskundig onderzoek is het UWV tot de conclusie gekomen dat eiser arbeidsvermogen heeft. Met het primaire besluit is eisers aanvraag daarom afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard.
Geschil
2. In geschil is of het UWV op goede gronden heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen.
Wettelijk kader
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak en maakt hiervan onderdeel uit.
Standpunt eiser
4. Eiser voert, zakelijk weergegeven, aan dat er sprake is van een onderzoeksgebrek. Er is onvoldoende en onzorgvuldig onderzoek gedaan. Het rapport van de verzekeringsarts is inconsistent en innerlijk tegenstrijdig. Ook het onderzoek naar de stages is onvoldoende geweest. Eiser heeft betoogd dat hij een verstandelijke beperking heeft waardoor hij beperkingen ervaart. Hij kan daardoor niet zelfstandig een taak uitvoeren; hij heeft steeds aansturing nodig. Verder heeft eiser aangevoerd dat hij niet een uur aaneengesloten of vier uur per dag kan werken. Eiser heeft daarnaast betwist werknemersvaardigheden te hebben. Eiser betwist ook dat hij heeft gewerkt en/of salaris heeft ontvangen. Eiser is van mening geen arbeidsvermogen te hebben, ook niet op een beschutte werkplek. Hij heeft meer begeleiding nodig dan een beschutte werkplek kan bieden.
Ter zitting heeft [naam begeleider] toegelicht wat eiser in het dagelijks leven wel en niet kan, gebaseerd op zijn dagelijkse ervaringen met eiser op de dagbesteding.
Standpunt UWV
5. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat eisers stelling dat hij meer beperkingen heeft, niet wordt onderbouwd met objectieve gegevens. De rapportages van de verzekeringsartsen bevatten geen tegenstrijdigheden en zijn voldoende begrijpelijk.
De verzekeringsartsen waren bekend met de klachten van eiser en de hoogte van zijn IQ. Uit de rapportages blijkt voldoende welke te objectiveren beperkingen hieruit voortvloeien. Eiser wordt in staat geacht de taak afwassen te kunnen verrichten.
Beoordeling rechtbank
6. Uit de regelgeving volgt dat het UWV moet beoordelen of eiser voldoet aan tenminste een van de volgende voorwaarden:
- eiser kan geen taak uitvoeren in een arbeidsorganisatie
- eiser beschikt niet over basale werknemersvaardigheden
- eiser kan niet een uur aangesloten werken
- eiser is niet tenminste vier uur per dag belastbaar (dan wel twee uur per dag belastbaar en in staat het minimumloon te verdienen).
Wordt aan tenminste een van de hiervoor genoemde voorwaarden voldaan dan moet het UWV beoordelen of deze situatie duurzaam is.
Bij de beoordeling maakt het UWV gebruik van de Sociaal Medische Beoordeling Arbeidsvermogen (SMBA)-systematiek. Bij deze beoordeling staat de ‘International Classification of Functioning, Disability and Health’ centraal. Voor het toepassen van de SMBA-systematiek heeft verweerder het ‘Compendium Participatiewet’ vastgesteld.
7. Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts, een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b), een arbeidsdeskundige en een arbeidsdeskundige b&b.
De verzekeringsartsen hebben gerapporteerd dat eiser een matig verstandelijke beperking heeft. Eiser heeft belemmeringen ten aanzien van het zelfstandig verrichten van enkelvoudige of meervoudige taken, aanbrengen van structuur, prioriteren, organiseren, stress, tijds- en tempodruk naast handelingstempo. Ook het interpreteren van non-verbale communicatie is beperkt. Eiser wordt in staat geacht vier uur per dag en een uur aaneengesloten te werken. Hij heeft werknemersvaardigheden en dit kan hij ook nog deels verder ontwikkelen.
8. De arbeidsdeskundigen hebben gerapporteerd dat met de stages (beschut) en het dienstverband (regulier) eiser heeft aangetoond over arbeidsvermogen te beschikken. Hij kan een taak uitvoeren in een arbeidsorganisatie en hij beschikt over voldoende basale werknemersvaardigheden. Eiser wordt in staat geacht de taak handmatig afwassen in een asiel of pension te verrichten.
9. Uit het dossier blijkt dat eiser diverse stageplekken heeft gehad en ook regulier werk zou hebben verricht in een garage. Wat dat laatste betreft, kan de rechtbank vooralsnog het standpunt van eiser volgen dat dit eerder een constructie van de werkgever is geweest dan dat eiser daar daadwerkelijk reguliere werkzaamheden heeft verricht. Maar eiser heeft volgens het dossier ook stages gelopen. Met name uit de informatie die beschikbaar is gekomen vanuit de stageplek bij [naam bedrijf] kan de conclusie worden getrokken dat eiser over arbeidsvermogen beschikt. [naam bedrijf] is een onafhankelijke organisatie en een onderdeel van de gemeente [plaatsnaam] en is speciaal gericht op het begeleiden van mensen die nog niet zelfstandig aan het werk kunnen. Ervaringen die worden opgedaan bij [naam bedrijf] kunnen daarom een belangrijke indicatie geven of iemand arbeidsvermogen heeft. In beginsel kan het UWV dan ook uitgaan van informatie verstrekt door [naam bedrijf] .
Uit de stukken blijkt echter ook dat aan eiser een indicatie is toegekend op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiser heeft de indicatie wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging op grond van een verstandelijke grondslag toegekend gekregen. Hoewel de criteria voor de Wlz niet gelijkluidend zijn aan de Wajong, wordt een Wlz-indicatie niet snel toegekend. Er moet sprake zijn van blijvende zorg en de noodzaak tot permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. De Wlz-indicatie kan dan ook een aanwijzing zijn dat er meer met eiser aan de hand is dan waar het UWV van uit is gegaan.
10. Gelet op de Wlz-indicatie, in combinatie met de presentatie van eiser tijdens de zitting en de toelichting van de begeleider van de dagbesteding, heeft de rechtbank niet de overtuiging gekregen dat eiser daadwerkelijk over arbeidsvermogen, zoals bedoeld in de Wajong beschikt. In dit specifieke geval heeft de rechtbank daarom behoefte aan een meer gedetailleerde toelichting van de begeleiders bij [naam bedrijf] over hoe eiser heeft gefunctioneerd in de stage, toegespitst op de voorwaarden die nodig zijn om arbeidsvermogen vast te stellen. Daarbij is de rechtbank ook in het bijzonder geïnteresseerd naar de werknemersvaardigheden van eiser, nu bij de rechtbank sterk de indruk is ontstaan dat eiser niet kan klokkijken of zelfredzaam is, bijvoorbeeld in het verkeer.
Gelet op het voorgaande lijdt het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank dan ook aan een onderzoeksgebrek en motiveringsgebrek. Het beroep zal om die reden gegrond worden verklaard en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
11. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het UWV in de gelegenheid stellen om alsnog nadere schriftelijk uitvraag te doen bij [naam bedrijf] hoe eiser heeft gefunctioneerd tijdens zijn stage.
Het UWV zal zich bij de uitvraag in ieder geval moeten richten op de volgende punten:
- hoe lang heeft eiser bij [naam bedrijf] gewerkt / stage gelopen?
- hoeveel uren werkte eiser per dag en hoe ging dat?
- hoe vaak waren er momenten dat eiser het werk moest onderbreken?
- kon eiser een uur aaneengesloten werken en zo ja, welke begeleiding, ondersteuning of sturing had eiser dan nodig?
- kon eiser zelfstandig afspraken nakomen? (weet [naam bedrijf] bijvoorbeeld hoe het kwam dat eiser op tijd kwam? Was dat omdat hij werd gebracht door een ander of op eigen initiatief?)
- een gemotiveerde onderbouwing van de stelling dat eiser zeker binnen de doelgroep van beschut werk hoort (zoals vermeld in de rapportage van de arbeidsdeskundige van 18 februari 2020, bladzijde 8).
De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
12. De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen bepalen op zes weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het UWV dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
13. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het UWV in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in overwegingen 10 en 11 van deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 19 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.

Bijlage wettelijk kader

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)
In artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong is bepaald, voor zover hier van belang, dat jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
In artikel 1a:1, achtste lid, van de Wajong 2015 is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld. Bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit).
In artikel 1a:2, eerste lid, van de Wajong 2015 is bepaald dat de jonggehandicapte recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit hoofdstuk, tenzij op hem een uitsluitingsgrond, als bedoeld in artikel 1a:6, eerste lid, van toepassing is.
Schattingsbesluit
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit, zoals dat luidt per 1 januari 2015, heeft betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
In het tweede lid van artikel 1a is bepaald dat een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, de kleinste eenheid van een functie is en bestaat uit één of meerdere handelingen.