ECLI:NL:RBZWB:2022:2819

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1805
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen voor voorzieningen in de huisvesting van een schoolgebouw en beoordeling van constructiefouten

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 20 mei 2022, is het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaatsnaam 2] ongegrond verklaard. Eiseres, vertegenwoordigd door haar statutair directeur en een gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvragen voor voorzieningen in de huisvesting van een schoolgebouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college in zijn besluiten van 23 december 2019 de aanvragen van eiseres voor het vervangen van kunststof kozijnen, het aanbrengen van personeelstoiletten en het oplossen van vochtproblemen in de kelder heeft afgewezen. Eiseres stelde dat deze afwijzingen onterecht waren en dat er sprake was van constructiefouten in het gebouw.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat het college op goede gronden de aanvragen heeft afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de rapportage van [naam bureau], die door het college was ingeroepen, deskundig en onafhankelijk was. De bevindingen van [naam bureau] gaven aan dat de problemen met de kozijnen voornamelijk cosmetisch van aard waren en dat er geen constructiefouten aanwezig waren. Ook de vochtproblemen in de kelder werden niet als constructiefout gekwalificeerd, aangezien de gebruikte materialen bestand waren tegen vocht. Ten slotte oordeelde de rechtbank dat de huidige toiletten in het schoolgebouw voldoende waren en dat er geen noodzaak was voor het aanbrengen van aparte personeelstoiletten.

De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvragen door het college bevestigd en het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1805 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [plaatsnaam 1] , eiseres
gemachtigde: mr. A.A. de Groot,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaatsnaam 2] ,verweerder.

Procesverloop

In de besluiten van 23 december 2019 heeft het college de aanvragen van eiseres voor voorzieningen in de huisvesting afgewezen.
In het besluit van 9 maart 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen de besluiten van 23 december 2019 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 8 april 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar statutair directeur, [naam statutair directeur] en haar gemachtigde. Tevens heeft zij bouwkundig adviseur [naam bouwkundig adviseur] meegenomen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1.
Feiten
In 2014 heeft [naam school] een schoolgebouw in gebruik genomen. Per 1 januari 2019 heeft eiseres het bestuur van [naam school] overgenomen.
Op 21 en 22 januari 2019 heeft eiseres een drietal aanvragen voor voorzieningen in de huisvesting voor het schoolgebouw van [naam school] ingediend bij het college. Aangevraagd is:
- het vervangen van kunststof kozijnen, in het bijzonder vanwege verwerende en loslatende afwerkfolie;
- een aantal functionele aanpassingen (vochtproblemen kelder, hoogte wastafels en afscheidingsmuurtje) en
- het aanbrengen van personeelstoiletten.
Bij besluiten van 23 december 2019 zijn de drie aanvragen van eiseres afgewezen.
Eiseres heeft tegen deze primaire besluiten bezwaar gemaakt.
Op 1 september 2020 heeft het college bureau [naam bureau] verzocht om een deskundigenadvies uit te brengen. [naam bureau] heeft de school op 1 oktober 2020 bezocht. Door [naam bureau] is op 3 november 2020 een advies uitgebracht.
De bezwaarschriftencommissie heeft [naam bureau] op 20 november 2020 om een nadere toelichting op het begrip “constructiefout” gevraagd. Op 30 november 2020 is deze toelichting door [naam bureau] gegeven. Eiseres heeft op 14 december 2020 hierop gereageerd. Vervolgens heeft het college het bestreden besluit genomen.
2.
Bestreden besluit
Bij het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Daarbij heeft het college zich, onder verwijzing naar het rapport van [naam bureau] , op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van constructiefouten. Volgens [naam bureau] functioneren de kozijnen. Ten aanzien van de verwerende en loslatende folie is uitsluitend sprake van een esthetisch gebrek. In de kelder is geen schade aanwezig. Er is sprake van vocht in de kelder, maar volgens [naam bureau] zijn de vloer en wanden daar tegen bestand. Tot slot zijn er in het gebouw mogelijkheden om in aparte personeelstoiletten te voorzien. Dat kan onder andere door het mindervalidentoilet daarvoor te gebruiken en/of door toiletten aan te wijzen die uitsluitend door het personeel te gebruiken zijn. Daarvoor hoeft geen nieuw toilettenblok te worden aangelegd.
3.
Beroepsgronden
Eiseres voert, kort samengevat, aan dat naast de omstandigheid dat de conclusies van [naam bureau] onjuist zijn, aan deze rapportage ernstige gebreken kleven. Uit jurisprudentie blijkt dat een uitzonderlijk korte levensduur van een onderdeel van het schoolgebouw reden geeft om aan te nemen dat sprake is van een constructiefout. Hetzelfde geldt als blijkt dat sprake is van ondeugdelijk of kwalitatief ondermaats materiaalgebruik. Ten aanzien van de kozijnen stelt eiseres dat vaststaat dat de toplaag loslaat en dat dit niet de bedoeling is. Eiseres heeft [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] contra-expertises laten uitvoeren. Deze deskundigen stellen dat het loslaten van de folie op de kozijnen een gebrek van het kozijn is dat niet verwacht mag worden van kozijnen van dergelijke kwaliteit en leeftijd. Daarnaast wordt opgemerkt dat de folie niet enkel een cosmetische functie heeft, maar ook het kunststof tegen invloeden van buitenaf beschermt. Ook uit de jurisprudentie volgt dat wanneer door een inferieure kwaliteit van bij bouw gebruikt materiaal de verwachte levensduur wordt gehalveerd, sprake is van een constructiefout. Voor de kelder geldt volgens eiseres dat vaststaat dat sprake is van binnendringend vocht waar dat niet hoort en dat de kelder niet gebruikt kan worden als opslagruimte omdat het opgeslagen materiaal dan beschadigd raakt. Bij aanvang van het gebruik door de huidige school was eiseres al op de hoogte van het vochtprobleem, maar heeft dat niet opgelost. Nu de muren en vloer niet waterdicht zijn, wat zij wel behoren te zijn, waardoor gebruik van de kelder schade tot gevolg heeft en zelfs het niet gebruiken schade aan een dragende balk, kruipluik en trap tot gevolg heeft en schade vanwege gebrek aan frisse lucht, schimmel-, mos- en algvorming, is sprake van een constructiefout. Ten aanzien van de personeelstoiletten is door eiseres aangevoerd dat het ombouwen van 2 toiletgroepen naar personeelstoiletten inhoudt dat 185 leerlingen dan nog 10 toiletten tot hun beschikking hebben, wat te weinig is. Het gebouw voldoet op dit moment niet aan de wet- en regelgeving. Daaruit blijkt dat er voldoende aparte toiletten dienen te zijn voor de leerlingen en het personeel en daarnaast dient er een invalidetoilet aanwezig te zijn. Het niet aanwezig zijn van personeelstoiletten is een ontwerp- of uitvoeringsfout bij het geschikt maken van het gebouw als passende huisvesting voor de school.
4.
Wettelijk kader
Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
5.
Beoordeling
In geschil is of het college op goede gronden de aanvragen van eiseres voor voorzieningen in de huisvesting heeft afgewezen.
De rechtbank overweegt dat het college op grond van artikel 100, eerste lid van de WPO een voorziening in de huisvesting kan weigeren als de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van artikel 92 van de WPO. Het herstel van constructiefouten aan het gebouw is een voorziening die genoemd wordt in artikel 92 van de WPO. Partijen verschillen van mening over de vraag of er ten aanzien van de door eiseres gevraagde voorzieningen sprake is van constructiefouten.
Ter zitting is verklaard dat het college zich primair op het standpunt stelt dat de gevraagde voorzieningen niet noodzakelijk zijn en subsidiair dat -voor het geval geoordeeld dient te worden dat deze voorzieningen wel noodzakelijk zijn- er geen sprake is van constructiefouten. Het college vindt steun voor deze standpunten in de rapportage van [naam bureau] .
Voor de rechtbank staat buiten twijfel dat [naam bureau] ter zake deskundig, onafhankelijk en onpartijdig is.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) mag het college de rapportage van [naam bureau] in beginsel aan de motivering van haar besluitvorming ten grondslag leggen, tenzij deze wat betreft wijze van totstandkoming of inhoud ernstige gebreken vertoont.
De rechtbank overweegt dat de bewuste rapportage uitgebreid en inzichtelijk gemotiveerd is. De rechtbank ziet geen aanleiding tot twijfel aan de juistheid van de bevindingen die [naam bureau] in de rapportage heeft verwerkt. De conclusies van [naam bureau] sluiten logisch aan bij haar bevindingen. Bovendien zijn bij het bezoek van [naam bureau] aan het schoolgebouw onder meer vertegenwoordigers van eiseres aanwezig geweest. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding eiseres te volgen in haar stelling dat de rapportage van [naam bureau] evidente gebreken vertoont.
De rechtbank zal hieronder per gevraagde voorziening haar oordeel geven.
5.1
Kozijnen
Eiseres heeft contra-expertises laten uitvoeren door [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] . Ter zitting is door [naam bouwkundig adviseur] aangevoerd dat de kozijnen verkleurd zijn en dat deze verkleuring een teken is dat het kunststof van de kozijnen aangetast wordt. De rechtbank stelt vast dat zowel [naam bedrijf 1] als [naam bedrijf 2] in hun rapportages niets hebben opgemerkt over een verkleuring van de kozijnen. In de bewuste rapportages wordt alleen gesteld dat de folie op de kozijnen loslaat, maar niet (ook) dat deze verkleurt.
De rechtbank stelt vast dat [naam bureau] in haar rapportage uitvoerig is ingegaan op de staat van de kozijnen. [naam bureau] heeft geconstateerd dat de door eiseres aangevoerde problemen -het loslaten van de folie- zuiver cosmetisch van aard zijn. Dat het hier enkel om een esthetisch probleem zou gaan, is bevestigd door medewerker afdeling Beheer & Realisatie, Team Gebouwen van de gemeente [plaatsnaam 2] , [naam medewerker] ( [naam medewerker] ) en de leverancier van de bewuste kozijnen, [naam leverancier] . Zowel [naam medewerker] als [naam leverancier] hebben aangegeven dat de folie op de kozijnen te repareren en/of te vervangen valt.
In wat eiseres heeft aangevoerd en in wat is gerapporteerd door [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan het standpunt van het college dat het om (deels achterstallig) onderhoud van de kozijnen en niet om constructiefouten gaat. Zoals hiervoor reeds is overwogen, mocht het college zich baseren op de rapportage van [naam bureau] . Daarin wordt uitvoerig toegelicht dat er geen noodzaak bestaat tot vervanging van de kozijnen en dat van een constructiefout evenmin sprake is. Temeer nu de bevindingen van [naam bureau] door zowel [naam medewerker] als [naam leverancier] zijn bevestigd, kan naar het oordeel van de rechtbank door eiseres geen aanspraak worden gemaakt op een voorziening in de huisvesting voor wat betreft de kozijnen.
5.2
Kelder
Eiseres heeft aangevoerd dat er sprake is van binnendringend vocht in de kelder waardoor deze niet als opslagruimte gebruikt kan worden. De muren en vloer zijn niet waterdicht, waardoor gebruik van de kelder schade tot gevolg heeft.
Het college heeft erkend dat er sprake is van vocht in de kelder, maar geeft onder verwijzing naar de rapportage van [naam bureau] daarover aan dat de voor de wanden en vloer gebruikte materialen bestand zijn tegen de langdurige inwerking van vocht. De constructie lijdt niet onder dit vocht en behoeft dan ook niet te worden aangepast. Dat er zich tevens schimmels, algen, mossen en ongedierte in de kelder zouden bevinden, zoals door eiseres is gesteld, is door [naam bureau] niet waargenomen. Projectleider bouwkunde [naam projectleider] heeft nadien ook nog een bezoek gebracht aan de kelder en ook hij heeft vastgesteld dat deze geen schimmel bevatte. De kelder was op dat moment zelfs droog.
De rechtbank overweegt dat door eiseres niet aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van een noodzaak tot een oplossing voor het vocht dat zich in de kelder bevindt. Dat de kelderruimte voor eiseres zeer goed van pas zou komen als opslagruimte, maakt het vochtvrij maken van die kelder nog niet noodzakelijk. Bovendien is ter zitting namens het college verklaard dat de kelder niet is aangewezen als onderwijsruimte, maar puur als kruipruimte is bedoeld. Los van het voorgaande is de rechtbank ook niet gebleken dat het vochtprobleem als een constructiefout dient te worden gezien. In de door eiseres overgelegde rapportages van [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] wordt weliswaar gesproken over mogelijke problemen en/of gevaren in de toekomst, maar hierover is in het verweerschrift en ter zitting door het college toegezegd dat bij dergelijke veranderingen er opnieuw naar de situatie gekeken zal worden.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het college de aanvraag van eiseres voor functionele aanpassingen op goede gronden heeft afgewezen.
5.3
Personeelstoiletten
Eiseres is van mening dat zonder het realiseren van aparte, naar sekse gescheiden personeelstoiletten het schoolgebouw niet voldoet aan de wet- en regelgeving, meer specifiek de Arbowetgeving.
Het college heeft in het bestreden besluit toegelicht welke mogelijkheden er zijn om in het schoolgebouw met de bestaande toiletten te voorzien in de behoefte aan aparte personeelstoiletten. Deze mogelijkheden zijn het gebruiken van het mindervalidentoilet en/of het aanwijzen van toiletten die uitsluitend door het personeel te gebruiken zijn. Ter zitting is bevestigd dat er inmiddels door eiseres toiletten zijn aangewezen die alleen door het personeel gebruikt mogen worden. Volgens het college hoeft er dan ook geen nieuw toilettenblok aangelegd te worden.
De rechtbank sluit zich aan bij het standpunt van het college dat eiseres niet heeft aangetoond dat er een noodzaak bestaat voor de door haar aangevraagde voorziening, zijnde het aanbrengen van gescheiden personeelstoiletten. Dat, zoals eiseres stelt, deze noodzaak gevonden kan worden in de Arbo-wetgeving, volgt de rechtbank niet. In het Arbeidsomstandighedenbesluit staat niet meer dan dat er een voldoende aantal toiletten aanwezig dient te zijn en dat het gebruik van de toiletten naar seksen gescheiden moet zijn.
De rechtbank acht door het college toereikend onderbouwd dat er in het schoolgebouw voldoende toiletten aanwezig zijn om de door het college voorgestelde en ter zitting besproken aanpassingen door te voeren. De omstandigheid dat dit inhoudt dat het personeel gebruik dient te maken van toiletten met zogenoemde schaamschotten leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Naast het feit dat er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een noodzaak tot het realiseren van aparte personeelstoiletten, is de rechtbank ook niet gebleken dat er ter zake sprake is van een constructiefout. Zoals [naam bureau] in haar rapportage heeft aangegeven, heeft [naam bedrijf 1] de huidige situatie als ongewenst omschreven, maar niet toegelicht op grond waarvan in dit geval sprake zou zijn van een constructiefout. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het college op goede gronden de aanvraag van eiseres voor het aanbrengen van personeelstoiletten heeft afgewezen.
6.
Conclusie
Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal het beroep ongegrond worden verklaard. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 20 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Wet op het primair onderwijs (WPO)
Op grond van artikel 92, eerste lid, onder b, van de WPO wordt voor de toepassing van deze afdeling onder voorzieningen in de huisvesting begrepen herstel van constructiefouten aan het gebouw, alsmede herstel en vervanging in verband met schade aan gebouw, onderwijsleerpakketten en meubilair in geval van bijzondere omstandigheden.
Artikel 100, eerste lid, van de WPO, voor zover van belang, bepaalt dat een voorziening in de huisvesting slechts wordt geweigerd, indien (a) de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van artikel 92.
Artikel 102, eerste lid, van de WPO bepaalt, voor zover van belang, dat de gemeenteraad bij verordening een regeling vaststelt met betrekking tot: (a) de voorzieningen die ingevolge artikel 92 voor bekostiging in aanmerking kunnen worden gebracht.
Het tweede lid bepaalt dat de regeling zodanig wordt vastgesteld dat kan worden voldaan aan de redelijke eisen die het onderwijs aan de huisvesting van scholen in de gemeente stelt.
Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente [plaatsnaam 2] 2015 (Verordening)
Artikel 2 van de Verordening luidt:
Bij het toepassen van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:
a. voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen, bestaande uit:
1°. nieuwbouw voor een school die voor het eerst door het rijk voor bekostiging in aanmerking is gebracht, of nieuwbouw om een gebouw waarin een school is gehuisvest geheel of gedeeltelijk te vervangen, al dan niet op dezelfde locatie;
2°. uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;
3°. het geheel of gedeeltelijk in gebruik nemen van een bestaand gebouw voor het huisvesten van een school;
4°. verplaatsing van een of meer bestaande tijdelijke gebouwen voor het huisvesten van een school;
5°. terrein voor zover nodig voor het realiseren van een voorziening als bedoeld in 1° tot en met 4°;
6°. inrichting met onderwijsleerpakket voor zover deze nog niet eerder door het rijk of de gemeente is bekostigd;
7°. inrichting met meubilair voor zover dit nog niet eerder door het rijk of de gemeente is bekostigd;
8°. medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is of van een lokaal bewegingsonderwijs.
b. herstel van constructiefouten bestaande uit schade aan een gebouw veroorzaakt door eigen gebrek of eigen bederf, evenals uit kosten gemoeid met het voorkomen van nog niet zichtbare materiële schade onmiddellijk voortvloeiend uit ontwerpfouten, uitvoeringsfouten of wanprestatie;
c. herstel en vervanging in verband met schade aan gebouw, onderwijsleerpakket of meubilair ingeval van bijzondere omstandigheden;