Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2022 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
Bestreden besluit
Beroepsgronden
Wettelijk kader
Beoordeling
Conclusie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 20 mei 2022, is het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaatsnaam 2] ongegrond verklaard. Eiseres, vertegenwoordigd door haar statutair directeur en een gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvragen voor voorzieningen in de huisvesting van een schoolgebouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college in zijn besluiten van 23 december 2019 de aanvragen van eiseres voor het vervangen van kunststof kozijnen, het aanbrengen van personeelstoiletten en het oplossen van vochtproblemen in de kelder heeft afgewezen. Eiseres stelde dat deze afwijzingen onterecht waren en dat er sprake was van constructiefouten in het gebouw.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat het college op goede gronden de aanvragen heeft afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de rapportage van [naam bureau], die door het college was ingeroepen, deskundig en onafhankelijk was. De bevindingen van [naam bureau] gaven aan dat de problemen met de kozijnen voornamelijk cosmetisch van aard waren en dat er geen constructiefouten aanwezig waren. Ook de vochtproblemen in de kelder werden niet als constructiefout gekwalificeerd, aangezien de gebruikte materialen bestand waren tegen vocht. Ten slotte oordeelde de rechtbank dat de huidige toiletten in het schoolgebouw voldoende waren en dat er geen noodzaak was voor het aanbrengen van aparte personeelstoiletten.
De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvragen door het college bevestigd en het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.