In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 mei 2022, is de verdachte veroordeeld voor poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 23 juli 2020, waarbij de verdachte met een schep meerdere keren heeft geslagen naar de rug en onderarm van het slachtoffer. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van de officier van justitie bevestigd, ondanks het verweer van de verdediging dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een niet-ontvankelijkheid rechtvaardigden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De verdediging voerde aan dat er sprake was van noodweer, maar de rechtbank verwierp dit argument, omdat er geen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding was. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een taakstraf van 40 uur op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar en een contactverbod met het slachtoffer. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde.