ECLI:NL:RBZWB:2022:2765

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 21_42
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling UWV in proceskosten na intrekking beroep WIA

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E. Hagendoorn, had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 25 november 2020, dat betrekking had op de herziening, terugvordering en invordering van haar Ziektewet-uitkering over meerdere periodes van 31 oktober 2017 tot en met 23 januari 2020. Op 24 januari 2022 trok het UWV het bestreden besluit in, waarna verzoekster haar beroep introk en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geoordeeld dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen door het besluit in te trekken. Hierdoor was de rechtbank van mening dat het UWV in de proceskosten van verzoekster moest worden veroordeeld. De rechtbank heeft de kosten vastgesteld op € 759,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat het UWV al had toegezegd de kosten van de bezwaarfase te vergoeden.

Ten slotte heeft de rechtbank overwogen dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb ook het griffierecht van € 360,00 aan verzoekster dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig was. De uitspraak is gedaan door rechter mr. G.M.J. Kok, in aanwezigheid van griffier mr. S.J.E. Loontjens, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/42 WIA
uitspraak van 19 mei 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. E. Hagendoorn,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

De gemachtigde van verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 25 november 2020 (bestreden besluit) van het UWV over de herziening, terugvordering en invordering van de Ziektewet-uitkering over meerdere periodes vanaf 31 oktober 2017 tot en met 23 januari 2020.
Bij besluit van 24 januari 2022 heeft het UWV het bestreden besluit ingetrokken.
Vervolgens is het beroep ingetrokken, met het verzoek om het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft op 16 februari 2022 gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren. Het UWV heeft aangegeven dat aan verzoekster één punt proceskostenvergoeding voor de beroepsprocedure toegekend dient te worden en dat verzoekster ook recht heeft op terugbetaling van het griffierecht.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 24 januari 2022 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en een wegingsfactor 1). Het UWV heeft in het besluit van 24 januari 2022 al toegezegd de kosten te vergoeden die verzoekster in de bezwaarfase heeft gemaakt.
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 360,00 aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 759,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 19 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.