ECLI:NL:RBZWB:2022:276

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
AWB-21_4590
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft eiser, wonende in [plaatsnaam 1], beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, waarbij zijn verzoek om subsidiebijdragen voor de verdere ontwikkeling van twee kunstwerken in [plaatsnaam 2] werd afgewezen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder zaaknummer BRE 21/4590.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser het verschuldigde griffierecht van € 181,- niet tijdig heeft betaald. De griffier had eiser in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te voldoen binnen vier weken na dagtekening van zowel een gewone als een aangetekende brief. Eiser heeft echter geen betaling verricht en heeft ook geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven.

Op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank besloten om zonder zitting uitspraak te doen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4590

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 januari 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam 1] , eiser

(gemachtigde: mr. F.E.R.M. Verhagen),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 16 september 2021 (het bestreden besluit) beroep ingesteld. Bij dit besluit zijn de verzoeken om subsidiebijdragen voor de verdere ontwikkelingen van twee kunstwerken in de [adres] te [plaatsnaam 2] afgewezen.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 181,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
De griffier heeft eerst bij gewone brief en vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 27 november 2021 eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van zowel de eerste brief als de tweede (aangetekende) brief.
Eiser heeft het griffierecht niet (op tijd) betaald.
Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van B.C. van Sprundel-Thelosen, griffier, op 21 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.