ECLI:NL:RBZWB:2022:2756

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4483
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van een last onder dwangsom voor het afbreken van een niet vergund bouwwerk op recreatieperceel

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een eigenaar van een recreatiewoning, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau. Eiseres had een prieel gebouwd op haar perceel zonder de vereiste omgevingsvergunning. Het college legde haar een last onder dwangsom op om het prieel af te breken, wat eiseres betwistte. De rechtbank oordeelde dat het college bevoegd was om handhavend op te treden, omdat er sprake was van overtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en het bestemmingsplan. Eiseres voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren, zoals haar gezondheidstoestand, die het college zouden moeten doen afzien van handhaving. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheden niet voldoende waren om van handhaving af te zien. De rechtbank concludeerde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten om de last onder dwangsom in stand te houden, en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. Eiseres blijft verplicht om het prieel af te breken en kan een dwangsom verbeuren als zij dit niet doet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4483 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 17 februari 2021 (primair besluit) heeft het college een last onder dwangsom aan eiseres opgelegd tot het afbreken en afgebroken houden van een bouwwerk (prieel) op het perceel [adres] 11B-322 op het bungalowpark [naam bungalowpark] te [plaatsnaam] .
In het besluit van 8 september 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primair besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Op 18 maart 2022 is [naam belanghebbende] door de rechtbank als belanghebbende aangemerkt en in de gelegenheid gesteld om als partij aan het geding deel te nemen. Van deze gelegenheid heeft hij gebruik gemaakt.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 25 maart 2022.
Hierbij waren aanwezig eiseres, haar vriend [naam vriend] en namens het college
mr. M.M.J. Soeters en [naam vertegenwoordiger] . Tevens waren [naam belanghebbende] en zijn gemachtigde,
mr. F.J. Boomaars, aanwezig.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is eigenaar van het perceel en de daarop gelegen recreatiewoning, kadastraal bekend als gemeente [plaatsnaam] , sectie G, nummers 1221, 122, 1663 en 1876 (het perceel). Het perceel ligt op bungalowpark [naam bungalowpark] aan de [adres] 11 B-322 te
[plaatsnaam] . De oppervlakte van het perceel is 1462 m². Naar aanleiding van een handhavingsverzoek van [naam belanghebbende] heeft een toezichthouder van de gemeente op
17 januari 2020 een controle uitgevoerd op het perceel van eiseres. Tijdens deze controle is vastgesteld dat er in het voorerfgebied een prieel is gebouwd met de afmetingen 3,7 x 3 x 3,3 meter. Het heeft een oppervlakte van 11 m². Voor dit prieel is geen vergunning verleend. Daarnaast is er aan de recreatiewoning een aanbouw gebouwd met een oppervlakte van
11,6 m². De bijgebouwen hebben gezamenlijk een oppervlakte van 22,6 m².
Naar aanleiding van de controle stuurt het college op 7 augustus 2020 een voornemen aan eiseres waarin staat dat het een last onder dwangsom wil opleggen. Hiertegen heeft eiseres een zienswijze ingediend.
1.1
Bij primair besluit van 17 februari 2021 legt het college aan eiseres een last onder dwangsom op wegens overtreding van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en artikel 14.2.4, onder c, van het bestemmingsplan Buitengebied. De last houdt in dat, na de verzenddatum van het besluit, eiseres drie maanden de tijd krijgt om een einde te maken aan de overtreding en deze beëindigd moet houden. Eiseres kan dit doen door het prieel af te breken en afgebroken te houden. Wanneer na drie maanden blijkt dat eiseres hier niet aan heeft voldaan, verbeurt zij een dwangsom van € 5.000,- in één keer. Op 23 maart 2021 heeft eiseres hiertegen een bezwaarschrift ingediend.
1.2
Ter zitting is gebleken dat [naam belanghebbende] niet langer kan worden aangemerkt als belanghebbende, omdat hij niet langer op het bungalowpark woonachtig is. De rechtbank heeft aan hem meegedeeld dat hij aanwezig mag zijn, maar niets naar voren mag brengen.

Standpunt van het college

2. In het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard onder verwijzing naar het advies van de commissie bezwaarschriften. Het perceel heeft de bestemming ‘recreatie’. De met bestemming ‘recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor o.a. recreatiewoningen en voorzieningen zoals bijvoorbeeld een trapveldje.
In artikel 14.2.4, onder c, van de planvoorschriften is bepaald dat de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen bij een recreatiewoning niet meer dan 15 m² mogen bedragen. Er is geconstateerd dat de aanbouw en het prieel samen 22,6 m² bedragen. De toegestane bebouwingsoppervlakte wordt hiermee ruimschoots overschreden. Gelet hierop is sprake van een overtreding en het staat vast dat het prieel niet vergund kan worden. Er is al gekeken naar afwijkingsmogelijkheden binnen het bestemmingsplan, maar dit is niet mogelijk. Aan een eventuele vergunningsaanvraag kan dan ook geen medewerking worden verleend. Het college is daarom genoodzaakt om handhavend op te treden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden om van de beginselplicht tot handhaving af te wijken.
Het college geeft aan dat eiseres het prieel moet verwijderen en dus ook niet op een andere plaats op het perceel kan herbouwen. Eiseres krijgt een nieuwe begunstigingstermijn. Dit houdt in dat vanaf de verzenddatum van het besluit, zij drie maanden de tijd krijgt om het prieel af te breken en daarna afgebroken te houden. Als eiseres hier niet aan voldoet verbeurt zij een dwangsom van € 5.000,- in één keer.
Ter zitting heeft de gemachtigde van het college hier aan toegevoegd dat er veel overbebouwing op het park aanwezig is. Dit wil het college tegengaan. Het doel is om dit planmatig aan te pakken, maar in het geval van eiseres lag er een handhavingsverzoek, dus hier moest het college op reageren.

Standpunt van eiseres

3. Eiseres voert aan dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het college niet handhavend mocht optreden. Eiseres woont in een kleine woning waar geen ruimte is om je terug te trekken. Eiseres lijdt aan de ziekte MS en daarom heeft zij het nodig om zich terug te trekken in het prieel. Het prieel zorgt voor beschutting, waardoor eiseres vitamine D kan opdoen in het voor- en najaar. Vitamine D is noodzakelijk voor haar ziekte. Zonder het prieel zou het te koud zijn. Daarnaast stelt eiseres dat de overschrijding van het aantal toegestane vierkante meters verwaarloosbaar is gelet op het totale oppervlakte van haar perceel, namelijk 1462 m². Ook heeft eiseres in een e-mail op 24 april 2020 gevraagd aan de gemeente om het prieel te verplaatsen, maar hier is nooit een antwoord op gekomen. Verder brengt eiseres naar voren dat het college tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase heeft gezegd dat er niet direct actie wordt ondernomen als het handhavingsverzoek van [naam belanghebbende] en het handhavingsverzoek van eiseres tegen [naam belanghebbende] worden ingetrokken. De handhavingsverzoeken zijn uiteindelijk niet ingetrokken, maar inmiddels is [naam belanghebbende] verhuisd. Eiseres geeft ter zitting aan dat de nieuwe bewoners een brief hebben gestuurd waarin staat dat zij geen bezwaar hebben tegen de aanwezigheid van het prieel. Hiertoe overlegt zij de brief van de buren.

Wettelijk kader

4. Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Ter plaatse van het perceel geldt het bestemmingsplan Buitengebied.
In artikel 14.2.4, onder c van de planvoorschriften staat: (…) “de oppervlakte van een recreatiewoning met aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 95m2 bedragen met dien verstande dat de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen niet meer dan 15 m² mag bedragen”
Op grond van artikel 27.3 van de planvoorschriften bestaat een afwijkingsmogelijkheid van 10% op de oppervlaktematen.

Beoordeling door de rechtbank

5. Tussen partijen is niet in geschil dat op het perceel van eiseres de bestemming ‘recreatie’ rust. Vaststaat dat het prieel van eiseres een oppervlakte heeft van 11 m² en dat het prieel samen met de eerder gebouwde aanbouw een totaaloppervlakte heeft van 22,6 m². Dit levert strijd op met het bestemmingsplan en daarmee is sprake van een overtreding. Verder staat vast dat eiseres aangemerkt kan worden als overtreder. Het college was dus bevoegd om handhavend op te treden. In geschil is echter of het college in redelijkheid van de bevoegdheid om handhavend op te treden gebruik heeft kunnen maken.
5.1
Uit vaste rechtspraak [1] volgt dat in het geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik zal moeten maken, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen, indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
5.2
De rechtbank stelt vast dat ten tijde van het bestreden besluit geen concreet zicht op legalisatie bestond. Dit is ook niet in geschil.
Is handhavend optreden in het geval van eiseres onevenredig?
6. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat handhavend optreden in haar geval zodanig onevenredig is dat het college om die reden van handhaving had moeten afzien.
6.1
Hoewel de rechtbank de gezondheidssituatie van eiseres betreurt, is de noodzaak voor het opdoen van vitamine D in het prieel geen bijzondere omstandigheid waardoor het college af moet zien van handhavend optreden. Eiseres kan de benodigde vitamine D ook elders opdoen.
6.2
Ook de omstandigheid dat het perceel van eiseres groot is, behoefde voor het college geen reden te zijn om van handhaving af te zien. Het college heeft er terecht op gewezen dat voor de toepassing van het bestemmingsplan niet relevant is of het een groot perceel is of niet. De geldende planregels zijn niet gerelateerd aan de grootte van de percelen waarop de bestemming ‘recreatie’ rust. Bij de afweging om niet af te zien van handhaving heeft het college doorslaggevend belang kunnen hechten aan het algemeen belang dat met naleving van de planregels is gemoeid, wat in dit geval met name het tegengaan van overbebouwing betreft. Daarnaast heeft het college kunnen wijzen op de precedentwerking die ervan zou uitgaan indien het in dit geval geen naleving zou eisen.
Ter zitting is namens het college nader toegelicht dat het ‘verstening’ van recreatieparken onwenselijk vindt. Het college heeft aangegeven hier beleid op te willen maken, maar de beleidsvorming is nog niet afgerond. De rechtbank acht het beleidsuitgangspunt niet onredelijk. Overschrijding van het maximale bebouwingsoppervlakte, ook op grote percelen, draagt bij aan deze onwenselijke ontwikkeling.
6.3
De rechtbank stelt vast dat het college erkent dat wanneer er geen handhavingsverzoeken waren ingediend, er tegen de overtreding (nog) niet handhavend was opgetreden, mede in afwachting van de hiervoor bedoelde beleidsontwikkeling. Anders dan eiseres stelt, is dit op zich onvoldoende om tot de conclusie te komen dat het college van handhaving had moeten afzien. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak volgt dat prioriteitsstelling door het college in het kader van doelmatige handhaving is toegestaan [2] . Dat het college de beleidslijn volgt dat in elk geval handhavend wordt opgetreden naar aanleiding van een verzoek om handhaving, acht de rechtbank niet onredelijk. In dit geval is sprake van een handhavingsverzoek (dat vervolgens niet is ingetrokken) door [naam belanghebbende] . Weliswaar kan [naam belanghebbende] niet meer worden aangemerkt als belanghebbende, maar nu het college de overtreding heeft geconstateerd is het in beginsel gehouden om handhavend op te treden. Het gegeven dat de nieuwe buren hebben verklaard geen bezwaar te hebben tegen de aanwezigheid van het prieel, leidt de rechtbank dan ook niet tot een ander oordeel.
6.4
Eiseres heeft er ten slotte nog op gewezen dat zij (financieel) nadeel ondervindt als zij het prieel moet verwijderen. Ook dit gegeven maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat het college in strijd met het evenredigheidsbeginsel handelt door in dit geval met een last onder dwangsom handhavend op te treden tegen het prieel. Eiseres heeft, nadat zij al een aanbouw had gebouwd, het prieel gebouwd zonder daarvoor een omgevingsvergunning aan te vragen. Weliswaar heeft zij op 24 april 2020 een e-mail gestuurd aan de gemeente met de vraag of zij het prieel kan verplaatsen, maar dit is geen officiële aanvraag geweest voor een vergunning en deze mail is pas verstuurd nadat zij het prieel had gebouwd. Daardoor heeft zij (al dan niet bewust) het risico genomen dat het prieel in strijd met het bestemmingsplan zou zijn. Het is dan niet onredelijk of in strijd met het evenredigheidsbeginsel dat eiseres met de gevolgen daarvan wordt geconfronteerd.
Conclusie
7. Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om tot handhaving over te gaan. Het bestreden besluit blijft in stand. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dus dat eiseres nog steeds verplicht is om het prieel af te breken en een dwangsom verbeurt als zij dit niet doet.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.S.J. van Kooij, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A. de Rooij, griffier, op 19 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2021:1264
2.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2014:1982