ECLI:NL:RBZWB:2022:275
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht in bestuursrechtelijke procedure
Op 21 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De eiser had beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van 13 oktober 2021, waarin een maandelijks aflossingsbedrag van € 38,41 werd vastgesteld in verband met een openstaande vordering op grond van de Participatiewet. De rechtbank heeft het beroep echter kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat een eiser griffierecht moet betalen om een beroep in te stellen, zoals vastgelegd in artikel 8:41 van de Awb. In deze zaak was het griffierecht vastgesteld op € 49,-. De griffier had de eiser in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen vier weken na dagtekening van twee brieven te betalen. Echter, de eiser heeft het griffierecht niet tijdig betaald en heeft geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven. Hierdoor is er geen aanleiding om het beroep ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van C.A.F. Kalb, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak, binnen een termijn van zes weken.