ECLI:NL:RBZWB:2022:2749
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake Participatiewet niet-ontvankelijk verklaard
Op 19 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening op grond van de Participatiewet. Verzoeker had op 19 mei 2022 verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening met betrekking tot een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen. Echter, op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.
De rechtbank overwoog dat verzoeker, in overeenstemming met artikel 6:5 van de Awb, verplicht was om bij zijn verzoekschrift een kopie van het bestreden besluit en het bezwaarschrift te voegen. Deze verplichtingen zijn ook van toepassing op verzoeken om voorlopige voorzieningen, zoals vermeld in artikel 8:81 van de Awb. Verzoeker was in verzuim om deze documenten te overleggen, ondanks dat de griffier hem op 11 mei 2022 de gelegenheid had gegeven om dit binnen een week te herstellen. Verzoeker heeft hierop niet gereageerd en de rechtbank ontving geen aanvullende stukken.
Daarnaast werd opgemerkt dat voor het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening ook de eis van connexiteit geldt, zoals gesteld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb. Door het ontbreken van de benodigde stukken kon de voorzieningenrechter niet beoordelen of aan deze eis was voldaan. Gezien deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak werd gedaan door mr. C.E.M. Marsé, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.