Uitspraak
2.De feiten
3.De verzoeken
4.De beoordeling
,dat deze schenking en het saldo van voornoemde bankrekening ter hoogte van € 140.880,= in juni 2020, onder toepassing van het Nederlands recht, in de gemeenschap van goederen van partijen valt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die op 11 mei 2005 in de gemeente Rotterdam met elkaar gehuwd zijn. Partijen hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling aangegeven dat zij overeenstemming hadden bereikt over de nevenverzoeken, waaronder partneralimentatie en de verdeling van gemeenschappelijke goederen. Echter, tijdens de zitting op 7 april 2022 heeft de vrouw gesteld dat er geen overeenstemming bestond, wat leidde tot een beoordeling door de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen, ondanks de betwisting door de vrouw. De rechtbank oordeelt dat de man recht heeft op de nakoming van de afspraken die in het (concept)convenant zijn vastgelegd. De vrouw heeft zich beroepen op wilsgebreken, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen grond is voor vernietiging van de overeenkomst. De rechtbank heeft de verzoeken van de man tot echtscheiding en de verdeling van de gemeenschappelijke goederen toegewezen, evenals de partneralimentatie van € 1.500 per maand voor de duur van 18 maanden.
De rechtbank heeft verder bepaald dat de man bevoegd is om de bewoning van de echtelijke woning voort te zetten voor een periode van zes maanden na inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand. De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. C.A.R.M. van Leuven, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. J.A.M. Deveneijns.