In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.L.A.M. van Os, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV, dat haar Ziektewet-uitkering per 28 augustus 2020 had beëindigd. Dit besluit was gebaseerd op een medisch oordeel van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep, die concludeerden dat eiseres hersteld was en in staat was haar arbeid te verrichten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op goede gronden heeft besloten de uitkering te beëindigen. Eiseres had eerder psychische klachten en was uitgevallen als medewerker algemene schoonmaak. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts. Eiseres had geen medische informatie overgelegd die de conclusie van het UWV kon weerleggen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering door het UWV standhield. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.