ECLI:NL:RBZWB:2022:2595

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2861
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een last onder dwangsom wegens exploitatie van een seksinrichting zonder vergunning

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de burgemeester van Tilburg. De eiser, die een woning huurde aan de [adres] 37, had een last onder dwangsom opgelegd gekregen van de burgemeester wegens het exploiteren van een seksinrichting zonder de vereiste vergunning. De burgemeester had eerder op 24 januari 2020 een last onder dwangsom opgelegd, omdat er seksuele handelingen in de woning plaatsvonden zonder vergunning. De eiser had hiertegen bezwaar gemaakt, maar de burgemeester verklaarde de bezwaren ongegrond.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester terecht had geconcludeerd dat de woning werd gebruikt als seksinrichting. Dit werd ondersteund door bevindingen van de politie en toezichthouders, die op verschillende momenten controles hadden uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet op de hoogte was van de prostitutieactiviteiten in zijn woning. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser verworpen en geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om handhavend op te treden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de burgemeester om de dwangsom te invorderen.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van een huurder met betrekking tot het gebruik van zijn woning en de noodzaak om te voldoen aan de lokale regelgeving omtrent seksinrichtingen. De rechtbank heeft ook de juridische kaders uiteengezet die van toepassing zijn op de exploitatie van seksinrichtingen en de voorwaarden waaronder een last onder dwangsom kan worden opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2861 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam 1] , eiser

gemachtigde: mr. M.M.J.P. Penners,
en

de burgemeester van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 24 januari 2020 (primair besluit I) heeft de burgemeester besloten een last onder dwangsom op te leggen vanwege het exploiteren van een seksinrichting aan de [adres] 37 te [plaatsnaam 1] zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.
In het besluit van 8 december 2020 (primair besluit II) is de burgemeester overgegaan tot invordering van een verbeurde dwangsom van € 1.000,- na overtreding van de opgelegde last.
In het besluit van 20 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester de bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten I en II ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 25 februari 2022.
Hierbij was namens eiser zijn gemachtigde aanwezig. Namens de burgemeester was
[naam vertegenwoordiger] aanwezig.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

Feiten
1. Op 26 november 2019 hebben medewerkers van de politie, Afdeling Vreemdelingenpolitie Identificatie en Mensenhandel (AVIM), samen met twee toezichthouders van de gemeente Tilburg een bezoek gebracht aan de door eiser gehuurde woning aan de [adres] 37 (hierna: de woning). Aanleiding voor de controle was een advertentie op de website genaamd [naam website] , waarop seks tegen betaling wordt aangeboden. Het bij de advertentie behorende telefoonnummer is gebeld door de medewerkers van de AVIM voor een afspraak, waarna het adres [adres] 37 werd doorgegeven als bezoekadres. Na aanbellen werd de voordeur niet geopend.
Op 27 november 2019 heeft een gemeentelijk toezichthouder samen met de wijkagent opnieuw een bezoek gebracht aan de woning. Zij hebben met toestemming van eiser de woning bekeken. De bevindingen van de toezichthouders op 26 en 27 november 2019 zijn neergelegd in een controleblad Handhaving.
Op 3 december 2019 krijgt eiser een schriftelijke waarschuwing waarin wordt aangegeven dat hij de prostitutieactiviteiten per direct moet beëindigen en beëindigd moet houden.
1.1
In de nacht van 12 op 13 januari 2020 is de politie ter plaatse geweest bij de woning naar aanleiding van een melding. Voor de flat troffen zij een man aan die verklaarde in de woning van eiser te zijn geweest voor een afspraak via de website [naam website] met een prostituee. De man verklaarde seks tegen betaling te hebben gehad met de prostituee uit de advertentie. De politie is hierop naar de woning van eiser gegaan en heeft gesproken met de prostituee. De bevindingen van de politie zijn neergelegd in het mutatierapport van
13 januari 2020.
1.2
Op 13 januari 2020 krijgt eiser een voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom van de burgemeester. Eiser wordt verzocht de overtreding in de woning te beëindigen en beëindigd te houden. Op 24 januari 2020 legt de burgemeester eiser vervolgens een last onder dwangsom op wegens het bedrijfsmatig seksuele handelingen laten verrichten in zijn woning zonder te beschikken over de daarvoor vereiste vergunning. Eiser wordt de last opgelegd de overtreding in zijn woning per direct te beëindigen en beëindigd te houden. Voldoet hij niet aan deze last, dan verbeurt hij een dwangsom van € 1.000,- per dag en tot een maximum van € 3.000,- in totaal. Op 4 februari 2020 heeft eiser tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
1.3
Op 14 oktober 2020 constateren de toezichthouders van de gemeente Tilburg dat de woning nog steeds wordt gebruikt voor prostitutiepraktijken. Dit is vastgelegd in het controlerapport van 15 oktober 2020 met bijbehorende foto’s.
Op 29 oktober 2020 deelt de burgemeester aan eiser mee dat hij een dwangsom heeft verbeurd en dat het voornemen bestaat om de dwangsom te gaan invorderen. Eiser is in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Op 11 november 2020 heeft eiser dit gedaan. Op 8 december 2020 besluit de burgemeester over te gaan tot invordering van de verbeurde dwangsom van € 1.000,-. Op 6 januari 2021 heeft eiser tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bestreden besluit
2. De burgemeester heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser als overtreder van artikel 97 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Tilburg (APV) kan worden beschouwd. Er is sprake van een seksinrichting en eiser kan worden beschouwd als exploitant van deze illegale seksinrichting. Als prostitutie plaatsvindt in een woning, kunnen (delen van) deze woning – onder omstandigheden – als seksinrichting worden aangemerkt. Uit alle constateringen en verklaringen maakt de burgemeester op dat sprake is van bedrijfsmatige seksuele handelingen in de door eiser gehuurde woning. Er is daarom terecht een last onder dwangsom opgelegd. Verder is er ondubbelzinnig bewijs ten aanzien van de prostitutieactiviteiten, waardoor vaststaat dat er een dwangsom van
€ 1.000,- is verbeurd. Deze wordt terecht ingevorderd. Er zijn geen redenen om hiervan af te zien.
Beroepsgronden
3. Eiser verwijst allereerst naar de gronden van bezwaar van 30 september 2020 en
27 januari 2021. Volgens eiser is er geen bedrijfsmatig karakter van de seksactiviteiten waardoor geen sprake is van het exploiteren van een seksinrichting. Zo heeft de woning op geen enkele wijze de ruimtelijke uitstraling van bedrijfsmatige prostitutie en de hoofdfunctie van de woning (woonadres van eiser) is nooit gewijzigd. Daarnaast is er ook geen omvang van het aantal klanten dat duidt op ‘bedrijfsmatigheid’. De enkele omstandigheid dat de aangetroffen persoon op13 januari 2020 een klant zou zijn, laat zien dat – indien en voor zover al sprake zou zijn van prostitutie – dit incidenteel is en er geen sprake is van een bedrijfsmatig karakter. Verder voldoet de woning niet aan de definitie van ‘seksinrichting’ zoals omschreven in artikel 97 van de APV. Indien en voor zover er al enige seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, benadrukt eiser dat hij hier op geen enkele manier van op de hoogte was. Weliswaar liet eiser de dames overnachten, maar hij was niet op de hoogte van hun bezoek en de reden van dit bezoek. Tot slot merkt eiser op dat de burgemeester stelt dat óók sprake zou zijn van strijd met het bestemmingsplan. Deze stelling is door de burgemeester niet nader onderbouwd.
Wettelijk kader
4. Op grond van artikel 5:1, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder overtreding verstaan: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Op grond van artikel 5:32, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Op grond van artikel 97, eerste lid, van de APV is het verboden een seksinrichting te exploiteren zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan. Onder een seksinrichting wordt verstaan: een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.
Op grond van artikel 94 van de APV wordt onder seksinrichting verstaan: zowel een inrichting waar prostitutie bedreven wordt, als een inrichting, waarin uitsluitend vertoningen van erotisch-pornografische aard worden gegeven.
Beoordeling door de rechtbank
5. Tussen partijen is in geschil of eiser artikel 97 van de APV heeft overtreden. De rechtbank zal daarom eerst beoordelen of uit de mutaties van de politie en het controlerapport blijkt dat de woning werd gebruikt als seksinrichting. Vervolgens zal worden beoordeeld of eiser als overtreder kan worden aangemerkt. Tot slot zal de rechtbank beoordelen of de burgemeester terecht is overgegaan tot invordering van de dwangsom.
Is sprake van een overtreding?
6. De burgemeester heeft het bestreden besluit gebaseerd op de bevindingen van
26 en 27 november 2019 en 13 januari 2020, vermeld op het controleblad en het mutatierapport van de politie van 13 januari 2020. De rechtbank stelt vast dat eiser niet zo zeer de bevindingen uit de rapportage en het mutatierapport betwist, maar vooral de conclusies die de burgemeester hieruit heeft getrokken.
6.1
Het staat vast dat de medewerkers van de AVIM op 26 januari 2019 en de melder op 13 januari 2020 via een advertentie voor seksuele handelingen tegen betaling op de website [naam website] bij de woning terecht zijn gekomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze website wordt gebruikt voor het maken van betaalde seksafspraken.
Op 26 november 2019 had de medewerker van de AVIM het adres [adres] 37 telefonisch doorgekregen van de vrouw uit de advertentie. Bij aankomst werd het voorportiek van de woning geopend. Bij het voorportiek had de medewerker nog telefonisch contact met de vrouw. Vervolgens werd het telefooncontact verbroken en de voordeur werd niet opgedaan. Bij vertrek zagen de medewerkers van de AVIM een vrouw door het raam naar buiten kijken. Op 13 januari 2020 trof de politie bij de woning een prostitué, [naam prostitué] , aan die verklaarde dat hij zojuist een klant had ontvangen en dat hij geld betaalt aan eiser om de woning te gebruiken als werk- en slaapplek. In het mutatierapport van de politie staat ook dat in de wasmachine acht briefjes van € 50,- en een toilettas met daarin een condoom werden aangetroffen. Langs het bed lag een kapotte condoomverpakking met daarnaast een gebruikte condoom met inhoud. Op de vensterbank lag een tube glijmiddel en een zwarte plastic zak met daarin tientallen condooms. Op grond van deze bevindingen is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een seksinrichting met een bedrijfsmatig karakter.
Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat zowel de vrouw op 26 januari 2019 als de prostitué op 13 januari 2020 allebei een advertentie hadden geplaatst op [naam website] .
Dit is voor de rechtbank een indicatie dat er vaker met klanten wordt afgesproken. De rechtbank volgt eiser daarom niet in zijn standpunt dat sprake is van een incident met één klant en dat de omvang van de seksuele activiteiten te gering is om bedrijfsmatig te zijn.
De beroepsgrond slaagt niet.
6.2
Nu vaststaat dat er geen vergunning voor het exploiteren van een seksbedrijf was afgegeven is sprake van een overtreding. De burgemeester was dus bevoegd om handhavend op te treden.
6.3
Ten aanzien van de stelling van eiser dat de burgmeester ten onrechte het bestemmingsplan bij het bestreden besluit heeft betrokken, merkt de rechtbank op dat in het verweerschrift staat dat de burgemeester enkel het college heeft geïnformeerd over zijn bevindingen over strijdig gebruik van de huurwoning met het geldende bestemmingsplan. Ook staat er dat deze informatie niet door de burgmeester in het bestreden besluit is betrokken. Deze stelling van eiser behoeft daarom geen nadere bespreking.
Is eiser de overtreder?
7. De overtreder is degene die het desbetreffende wettelijke voorschrift daadwerkelijk heeft geschonden. Dat is in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek heeft verricht. Daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk heeft begaan, maar aan wie de handeling is toe te rekenen voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en als overtreder worden aangemerkt. Eiser is de enige bewoner en huurder van de woning. Om niet verantwoordelijk te kunnen worden gehouden voor onrechtmatig gebruik van de woning dient hij aannemelijk te maken dat hij niet wist en niet kon weten dat de woning als illegale seksinrichting werd gebruikt. [1]
7.1
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet wist of kon weten wat zich in de woning afspeelde. Daarbij is van belang dat eiser stond ingeschreven in de woning en er zelf woonde. In het politierapport van 13 januari 2020 staat dat eiser heeft verklaard dat hij van niets af weet. Ook staat er:
“Meneer had via een vriend [naam vriend] uit [plaatsnaam 2] het verzoek gekregen om deze ‘vrouw’ even voor 2 dgn onderdak te geven.”Deze verklaring, afgezet tegenover de verklaring van de prostitué en de aangetroffen spullen in de woning, acht de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat eiser er niet van op de hoogte was of op zijn minst had moeten zijn dat in zijn woning prostitutie plaatsvond. Daarnaast is de grootte van de woning van belang. Uit de bevindingen blijkt dat sprake is van een woning van gemiddelde grootte. Verder heeft de burgemeester van belang mogen achten dat eiser zowel op 26 november 2019 als op 13 januari 2020 thuis was.
7.2
Hieruit volgt dat eiser als overtreder in de zin van artikel in de zin van artikel 5:1, eerste lid, van de Awb kan worden aangemerkt. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
7.3
Er is gesteld noch gebleken dat er redenen zijn om van handhaving af te zien. De burgemeester heeft de last onder dwangsom in redelijkheid aan eiser kunnen opleggen.
Invordering dwangsom
8. Aan een invorderingsbesluit dient een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag te liggen. Dit brengt met zich dat de vaststelling of waarneming van feiten en omstandigheden die leiden tot verbeurte van een dwangsom dient te worden gedaan door een ter zake deskundige medewerker van het bevoegd gezag, door een ter zake deskundige persoon in opdracht van het bevoegd gezag of door een ter zake deskundige persoon wiens bevindingen het bevoegd gezag voor zijn rekening heeft genomen. De vastgestelde of waargenomen feiten en omstandigheden dienen op een duidelijke wijze te worden vastgelegd. Dat kan geschieden in een schriftelijke rapportage, maar in bepaalde gevallen ook met foto’s of ander bewijsmateriaal. Duidelijk moet zijn waar, wanneer en door wie de feiten en omstandigheden zijn vastgesteld of waargenomen en welke werkwijze daarbij is gehanteerd. Voor zover de vastgestelde feiten en omstandigheden in een geschrift zijn vastgelegd, dient een inzichtelijke beschrijving te worden gegeven van hetgeen is vastgesteld of waargenomen. [2]
8.1
De burgemeester heeft aan het invorderingsbesluit het controlerapport van
14 oktober 2020 en het mutatierapport van de politie van 15 oktober 2020 ten grondslag gelegd. Hieruit blijkt dat de controle wederom werd gehouden aan de [adres] 37 en dat dit naar aanleiding was van een advertentie op [naam website] van een dame die zich kenbaar maakt onder de naam [naam vrouw] (hierna: de vrouw). Via Whatsapp heeft de politie een gesprek met deze vrouw en zij geeft vervolgens het adres van de woning. De vrouw doet in lingerie de deur open. Vervolgens heeft zij verklaard dat ze gratis bij eiser een paar dagen logeert en dat zij vrijwillig prostituee is. Uit de bevindingen van de politie blijkt onder meer dat de vrouw zich in een slaapkamer bevindt met een opgedekt tweepersoonsmatras, dat er glijmiddel, hakken, condooms, vrouwelijke cosmeticaproducten, vochtige doekjes en een rolkoffertje aanwezig zijn en dat zij € 100,- vraagt voor een dienst van een halfuur. Ook zijn er foto’s bijgevoegd van de appgesprekken tussen de politie en de vrouw alsmede van de advertentie op [naam website] . Tijdens deze controle was eiser wederom aanwezig.
8.2
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester op basis van het controlerapport en het mutatierapport van de politie terecht heeft aangenomen dat sprake is van bedrijfsmatige prostitutie in de woning. Dat betekent dat eiser de opgelegde last heeft overtreden en een dwangsom van € 1000,- heeft verbeurd.
De rechtbank acht hierbij van doorslaggevend belang dat het wederom ging om een online advertentie op [naam website] en dat de vrouw zelf heeft verklaard werkzaam te zijn als prostituee. Dit in samenhang bezien met de bevindingen van 26 november 2019 en 13 januari 2020 maakt dat de burgemeester aannemelijk heeft kunnen achten dat de woning werd gebruikt als seksinrichting. Bovendien is het niet aannemelijk dat eiser ook deze keer niet wist dat er in de woning prostitutieactiviteiten plaatsvonden.
8.3
Verder is gesteld noch gebleken dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de burgemeester van invordering van de dwangsom had moeten afzien.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.S.J. van Kooij, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.V. van Vliet, griffier, op 17 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Zie uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 augustus 2021, r.o 4.6, ECLI:NL:RVS:2021:1758.
2.Zie uitspraak van de Afdeling van 3 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1179.