ECLI:NL:RBZWB:2022:2594

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 20_9188
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling UWV in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het UWV van 11 september 2020, waarin de aanvraag voor een WIA-uitkering werd geweigerd. Na een uitnodiging voor een fysiek spreekuur bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep, heeft het UWV op 15 maart 2022 een gewijzigd besluit genomen, waarbij het bezwaar van verzoekster gegrond werd verklaard. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

De rechtbank heeft het verzoek om aanhouding van het UWV toegewezen en de zaak verder behandeld zonder zitting. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank geoordeeld dat het UWV in de proceskosten van verzoekster moet worden veroordeeld, omdat het bestuursorgaan geheel aan verzoekster is tegemoetgekomen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoekster dient te vergoeden, maar dat hiervoor geen aparte veroordeling nodig is. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert en openbaar gemaakt op 10 mei 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9188 WIA
uitspraak van 10 mei 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. I.M.J.J. Dewarrimont,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 11 september 2020 van het UWV inzake de weigering aan verzoekster een WIA-uitkering toe te kennen.
In beroep heeft het UWV verzoekster alsnog uitgenodigd voor een fysiek spreekuur bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en heeft het UWV een verzoek om aanhouding gedaan. De rechtbank heeft dit verzoek om aanhouding toegewezen.
Bij besluit van 15 maart 2022 (bestreden besluit) heeft het UWV een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen naar aanleiding van de rapportage van de verzekeringsarts b&b van
24 februari 2022, de gewijzigde Functionele Mogelijkhedenlijst van 25 februari 2022 en de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 7 maart 2022. Het UWV heeft het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond geacht en is tegemoetgekomen aan haar bezwaar door te beslissen dat zij vanaf 21 april 2020 een IVA-uitkering op grond van de Wet WIA zal ontvangen.
Vervolgens heeft verzoekster bij brief van 28 maart 2022 het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten.
Bij brief van 7 april 2022 heeft het UWV op dit verzoek gereageerd. Het UWV stelt zich op het standpunt dat één procespunt vergoed dient te worden én – zoals is aangekondigd in het bestreden besluit –het door verzoekster betaalde griffierecht.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het bestreden besluit dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 48,- aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 10 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.