ECLI:NL:RBZWB:2022:2463

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
02/212693-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en vernieling bij vaccinatielocatie in Middelburg

Op 6 mei 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 augustus 2021 brand heeft gesticht in een tent bij een vaccinatielocatie in Middelburg. De verdachte, geboren in 1959, werd bijgestaan door raadsman mr. R.A.A. Maat. Tijdens de zitting op 22 april 2022 heeft de officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, de beschuldigingen toegelicht, waarbij de tenlastelegging is gewijzigd. De verdachte werd beschuldigd van brandstichting en vernieling van tenten die toebehoorden aan een organisatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten, waarbij de bekennende verklaring van de verdachte als bewijs werd gebruikt. De rechtbank achtte de brandstichting bijzonder ernstig, gezien het gemeen gevaar dat het veroorzaakte voor de tent en het aangrenzende gebouw. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 167 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling, om het recidiverisico te verkleinen. De rechtbank weegt de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, maar benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/212693-21
vonnis van de meervoudige kamer van 6 mei 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1959 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] ,
bijgestaan door raadsman mr. R.A.A. Maat, advocaat te Goes.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 april 2022, waarbij de officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is tevens het beslag aan de orde gekomen.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:op 9 augustus 2021 in Middelburg brand heeft gesticht in een tent behorende bij een vaccinatielocatie (primair), of heeft geprobeerd brand te stichten in die tent (subsidiair);
feit 2:op 9 augustus 2021 twee tenten, (gedeeltelijk) toebehorende aan de [naam] , heeft vernield.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit 1 en feit 2 en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier, waaronder de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het primair tenlastegelegde feit 1 aangevoerd dat er geen gevaar is ontstaan voor het aangrenzende gebouw. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en als bijlage aan het proces-verbaal ter terechtzitting worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit 1. Door de brandstichting in de tent behorende bij de vaccinatielocatie, is gemeen gevaar voor de tent, de goederen in de nabijheid van die tent en voor het daar aanwezige gebouw ontstaan.
De rechtbank komt eveneens tot een bewezenverklaring voor feit 2. Ook dit feit heeft verdachte bekend. Daar waar de raadsman in zijn pleidooi sprak van een beschadiging, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een vernieling. Verdachte heeft met een stanleymes de tenten op meerdere plekken kapotgesneden. Deze tenten zijn daardoor zodanig beschadigd dat ze niet meer door reparatie in de oude toestand kunnen worden teruggebracht, waardoor er gesproken kan worden van een vernieling.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1, primair:op 9 augustus 2021 te Middelburg opzettelijk brand heeft gesticht in een tent, behorende bij een gebouw van een vaccinatielocatie, gelegen aan de [adres 2] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een of meerdere kranten, in de tent gelegd en vervolgens die kranten, met een aansteker in brand gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde kranten, geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde tent en voor andere goederen in de dichte nabijheid van die tent en voor het aldaar aanwezige gebouw, te duchten was;
Feit 2:op 9 augustus 2021 te Middelburg opzettelijk en wederrechtelijk twee tenten, die geheel of ten dele aan [naam] ( [naam] ), toebehoorden heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging en de gevorderde maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 365 dagen waarvan 167 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van het voorarrest. Om het recidiverisico te verkleinen acht de officier van justitie het noodzakelijk dat aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen ter hoogte van
€ 620,00. Door de [naam] is geen vordering ingediend omdat de schade inmiddels is voldaan door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De officier van justitie acht het niet billijk dat de schade, die door verdachte is veroorzaakt, voor rekening komt van de staat en indirect de belastingbetaler, waardoor de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel op zijn plaats is.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bij de bepaling van de op te leggen straf verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft de afgelopen jaren het nodige meegemaakt. Zo is hij onder andere gescheiden, moest hij zijn woning verlaten, is hij zijn baan kwijt geraakt, is zijn vader overleden en is hij voor een groot bedrag opgelicht. De coronapandemie heeft ervoor gezorgd dat verdachte zich eenzamer ging voelen en alle factoren tezamen hebben ervoor gezorgd dat hij tot zijn daden is gekomen. Voorts heeft de verdediging verzocht rekening te houden met de
LOVS-oriëntatiepunten, die voor brandstichting enkel bestaan voor minderjarigen.
De verdediging heeft verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van twee maanden met aftrek van het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
In de zomer van 2021 werden er in de vaccinatielocatie van de [naam] , gevestigd aan [adres 2] te Middelburg, mensen gevaccineerd tegen het coronavirus. De ingang van dit gebouw was verlengd met twee tenten. Op 9 augustus 2021 is verdachte naar deze vaccinatielocatie gefietst. Verdachte heeft deze tenten vernield door met een stanleymes meerdere keren en op verschillende plekken in het zeil te snijden. Vervolgens heeft verdachte een doos met kranten en papier neergezet in de hoek van één van deze tenten. Verdachte heeft met behulp van spiritus deze kranten in brand gestoken waarbij het gevaar is ontstaan dat de brand zou overslaan naar de tent, de goederen in de nabijheid van de tent en het aangrenzende gebouw.
Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan twee ernstige feiten, waarbij de rechtbank met name de brandstichting zwaar weegt. Brandstichting is een delict met een groot gevaarzettend karakter en het is dan ook niet voor niets dat er door de wetgever hoge gevangenisstraffen op dit feit zijn gesteld. De vlammen van de in brand gestoken kranten hadden kunnen overslaan naar de tent en het aangrenzende gebouw. Verdachte heeft zich niet om eventuele gevolgen bekommerd en is na het stichten van de brand weggefietst. Het is aan een beveiliger te danken dat de gevolgen uiteindelijk beperkt zijn gebleven. Daarnaast heeft verdachte door de brandstichting en de vernieling gezorgd voor financiële schade en overlast. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Voor het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank de locatie waar en de periode waarin verdachte de brand heeft gesticht, in strafverzwarende zin meegenomen. Het handelen van verdachte heeft, in de context van de gehele situatie rondom corona, voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving gezorgd. Ook moet dit een impact hebben gehad op de gevoelens van veiligheid bij de [naam] -medewerkers. Zij hebben zich destijds (en nog steeds) ingezet bij de bestrijding van de coronapandemie waar de vaccinatiecampagne een belangrijk onderdeel van was/is. Deze medewerkers moeten zich ten allen tijde vrij en veilig kunnen voelen om hun werkzaamheden uit te oefenen. Het gedrag van verdachte heeft hierop een ernstige inbreuk gemaakt en dat neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Verdachte heeft geen inzicht gegeven in de precieze reden waarom hij tot zijn daden is gekomen. Hij zegt zich niet te kunnen herinneren waarom hij die dag naar die vaccinatielocatie is gefietst. Verdachte is door een psychiater en psycholoog onderzocht en er is door beiden geen psychiatrische stoornis vastgesteld die in causale relatie staat tot de gepleegde delicten. Verdachte wordt dan ook volledig toerekeningsvatbaar geacht. De rechtbank zal wel rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, die zijn gebleken uit de rapporten en tijdens de zitting. In aanloop naar de feiten toe zat verdachte in een negatieve spiraal en op meerdere leefgebieden ondervond hij problemen. De coronaperiode heeft er volgens zijn verklaring voor gezorgd dat hij zich steeds eenzamer en somberder ging voelen. Dit wordt ook wel bevestigd door de conclusie van de psychiater, die luidt dat verdachte lijdt aan recidiverende depressies. De reclassering heeft in haar rapport geadviseerd om aan verdachte bij een veroordeling een meldplicht en ambulante behandeling als bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het beter met hem gaat sinds de voorlopige hechtenis is opgeheven. Hij heeft verklaard dat hij hulpverlening prettig zou vinden en dat hij zich aan de geadviseerde voorwaarden zal houden indien de rechtbank deze zal opleggen.
De rechtbank acht het, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, niet passend indien verdachte terug naar de gevangenis zou moeten. Zij zal aan verdachte dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 198 dagen. Deze straf is gelijk aan het aantal dagen dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts is de rechtbank van oordeel dat een hoge voorwaardelijke straf noodzakelijk is. Dit dient enerzijds om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke straf van 167 dagen met een proeftijd van twee jaar, acht de rechtbank dan ook passend en geboden. Zij zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd, namelijk de meldplicht en de ambulante behandeling. Deze voorwaarden dienen het recidiverisico in te perken en er ook voor te zorgen dat verdachte wordt geholpen met zijn problemen.
De rechtbank zal de door de officier van justitie gevorderde schadevergoedingsmaatregel niet opleggen aangezien de schade, die de [naam] heeft geleden, inmiddels is vergoed door de staat.

7.Het beslag

Het hierna in de beslissing genoemde onder verdachte in beslaggenomen voorwerp, te weten een aansteker, is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het strafbare feit is begaan met behulp van dit voorwerp.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 157 en 350, van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 2:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 167 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich meldt op afspraken bij de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact opnemen met verdachte voor de eerste afspraak;
* dat verdachte zich laat behandelen door Forensische Zorg Zeeland (FZZ) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. Verdachte wordt bij aanvang toezicht direct aangemeld. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaan een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* 1 STK Aansteker (G2363466).
Dit vonnis is gewezen door G.H. Nomes, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. S.H. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 mei 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.