In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge. Eiseres had verzocht om vijf panden in de gemeente aan te wijzen als gemeentelijk monument. Het college had in een primair besluit van 14 mei 2020 dit verzoek afgewezen. Na bezwaar van eiseres heeft het college in een bestreden besluit van 2 maart 2021 het bezwaar gegrond verklaard, maar besloot alsnog de panden niet aan te wijzen als gemeentelijk monument. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 22 maart 2022 is het beroep besproken. Eiseres stelde dat het college onzorgvuldig had gehandeld door geen advies te vragen aan de adviescommissie, zoals vereist door de Erfgoedverordening Halderberge. De rechtbank oordeelde dat het college alleen advies hoeft te vragen als er sprake is van een voornemen tot aanwijzing van een monument, wat in dit geval niet aan de orde was. De rechtbank concludeerde dat het college beoordelingsruimte heeft bij het besluit om panden al dan niet als monument aan te wijzen.
De rechtbank oordeelde echter dat het college onvoldoende had onderbouwd waarom de vier overige panden niet als monumentwaardig konden worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.