ECLI:NL:RBZWB:2022:2435

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
C/02/394728 JERK 22-255
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Tempel, kinderrechter
  • Verger-Maas, griffier
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling in jeugdzorgzaak met problemen in oudercommunicatie en jeugdzorgwerker

In deze zaak heeft de kinderrechter op 31 maart 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam], geboren op 24 september 2014. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 9 april 2021 en zou eindigen op 9 april 2022. De gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Brabant, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden, tot 9 oktober 2022. Dit verzoek is gedaan omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam], die onder andere te maken heeft met een loyaliteitsconflict tussen de ouders en de moeizame omgang tussen [voornaam] en de vader.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er op dat moment geen jeugdzorgwerker aan de zaak was verbonden, wat de uitvoering van de hulpverlening bemoeilijkt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders nog onvoldoende vertrouwen in elkaar hebben om de hulpverlening in vrijwillig kader voort te zetten en dat de GI regievoering nodig heeft. De kinderrechter heeft de noodzaak van de verlenging van de ondertoezichtstelling onderstreept, gezien de ernstige zorgen over de ontwikkeling van [voornaam].

De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen, maar de duur van de maatregel voorlopig te beperken tot drie maanden, tot 9 juli 2022. Dit om de voortgang van de zaak te kunnen monitoren en om te waarborgen dat er spoedig een jeugdzorgwerker beschikbaar komt. De behandeling van het resterende deel van het verzoek is aangehouden tot een pro forma datum op 2 juni 2022, waarbij de GI en de advocaten van de ouders de gelegenheid krijgen om schriftelijk verslag uit te brengen en te reageren op de voortgang van de ondertoezichtstelling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
zaakgegevens: C/02/394738 / JE RK 22-255
datum uitspraak: 31 maart 2022

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Tilburg,
betreffende

[naam 1],

geboren op 24 september 2014 te [geboorteplaats],
hierna te noemen [voornaam].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam 2],

hierna te noemen de moeder,
wonende te Oosterhout,
advocaat: mr. N.J.R.M. Elings te Breda,

[naam 3],

hierna te noemen de vader,
wonende te Oosterhout,
advocaat: D.W.M. de Haan te Oosterhout.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 15 februari 2022, ingekomen bij de griffie op 16 februari 2022;
- het verweerschrift namens vader van 16 maart 2022, ingekomen bij de griffie op 21 maart 2022;
- de brief met bijlagen namens de vader van 25 maart 2022, ingekomen op de griffie op 28 maart 2022.
Op 31 maart 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een vertegenwoordigster van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 9 april 2021 is [voornaam] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 9 april 2021 tot 9 april 2022.

Het verzoek

De GI heeft verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam] verzocht voor de duur van zes maanden met ingang van 9 april 2022 tot 9 oktober 2022. Daarbij is verzocht de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

De GI heeft ter onderbouwing van het verzoek aangegeven dat er op dit moment oudergesprekken plaatsvinden en een kindercoach actief is vanuit de Gezinsmanager en er een omgangsregeling is tussen [voornaam] en de vader. De contactmomenten tussen [voornaam] en de vader verlopen nog moeizaam. Bij [voornaam] wordt gezien dat zij nog geen band met de vader aangaat. Vermoedelijk komt dit voort uit het loyaliteitsconflict waar [voornaam] zich in bevindt. De ondersteuning door Basic Trust zal op korte termijn worden ingezet om samen met de ouders te werken aan het opbouwen van een hechtingsrelatie tussen [voornaam] en de vader. De ouders hebben nog onvoldoende vertrouwen in elkaar om de hulpverlening in het vrijwillig kader voort te zetten. Het is nog nodig dat de GI de regie voert. De GI acht derhalve verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk.
Desgevraagd geeft de GI aan dat er sinds vorige maand geen jeugdzorgwerker meer verbonden is aan de zaak en nog onbekend is wanneer er een nieuwe jeugdzorgwerker beschikbaar is. Ondanks dat de hulpverlening via de Gezinsmanager blijft lopen, wordt er op dit moment geen regie gevoerd door de GI. Dit heeft onder andere tot gevolg dat er geen beslissing genomen wordt over een uitbreiding van de omgangsregeling tussen [voornaam] en de vader. De bedoeling van de GI is om spoedig weer een jeugdzorgwerker op de zaak te zetten, al zal dit niet binnen twee weken plaatsvinden. Met het namens de vader geopperde traject van de gezinsadvocaat is de GI niet bekend.
Door en namens de vader is verzocht het verzoek van de GI af te wijzen, omdat er al zes weken geen jeugdzorgwerker meer betrokken is bij de zaak en de GI daardoor haar taken niet uitvoert. De opbouwregeling in de omgang, zoals aangegeven in de beschikking van 9 april 2021, is nog niet bereikt. De vader mist perspectief, omdat er nu geen jeugdzorgwerker is die de beslissing daarin neemt. De vader vraagt zich af hoe het nu verder moet en welke rol de GI daarin zal vervullen. Namens de vader wordt voorgesteld om de ondertoezichtstelling voor twee weken te verlengen en verder aan te houden om de GI in de gelegenheid te stellen een jeugdzorgwerker aan te stellen. De vader ziet wel het belang in van de verlenging van de ondertoezichtstelling. Een andere optie is het traject via de gezinsadvocaat. Er lijkt sprake te zijn van een psychisch probleem bij [voornaam]. Het speelt niet alleen bij het aangaan van het contact met de vader, maar ook bij het eten. De psycholoog in dit traject kan bekijken welke hulpverlening er voor [voornaam] ingezet kan worden.
Door en namens de moeder wordt aangegeven dat zij de zorgen van de vader deelt over de afwezigheid van een jeugdzorgwerker. Net als de vader ziet de moeder het zorgelijke gedrag van [voornaam]. Er is veel weerstand te zien bij [voornaam]; niet alleen tegenover de vader, maar ook tegenover klasgenoten. Soms wil ze niet eten of drinken en blijft zij dit volhouden. De moeder is ook van mening dat dit nader onderzocht moet worden. Ondanks dat de ouders inmiddels proberen samen de hulpverlening aan te gaan, is regievoering vanuit de GI nog nodig. Zolang er nog geen jeugdzorgwerker betrokken is, kunnen de ouders samen met Basic Trust bekijken wat er daarnaast mogelijk is. Wellicht kunnen de ouders met de advocaten dan ook kijken naar de mogelijkheid van de gezinsadvocaat binnen de OTS. De Gezinsmanager en Basic Trust worden gefinancierd vanuit de ondertoezichtstelling. De verlenging van de ondertoezichtstelling is daarom ook nodig.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, van het BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW. De kinderrechter overweegt daarbij dat er nog immer sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [voornaam]. Bij [voornaam] is er nog steeds sprake van een loyaliteitsconflict. De ouders hebben benoemd dat er zorgelijk gedrag bij [voornaam] wordt gezien, bijvoorbeeld dat zij veel weerstand vertoont, niet alleen in het contact met de vader, maar ook op andere gebieden. Het contact tussen [voornaam] en de vader verloopt nog moeizaam. [voornaam] is nog niet in staat een hechtingsrelatie met de vader aan te gaan. Het is van wezenlijk belang voor de ontwikkeling van [voornaam] om een hechtingsrelatie op te kunnen bouwen met beide ouders. Basic Trust zal nog worden ingezet om hierin te ondersteunen. De rechtbank overweegt daarbij dat het zorgelijk is dat de uitbreiding van de omgangsregeling onder andere niet tot stand komt omdat er geen jeugdzorgwerker is aangesteld die de nodige beslissingen hieromtrent kan nemen.
Daarnaast hebben ouders nog begeleiding nodig in de oudercommunicatie en het krijgen van vertrouwen in elkaar. De inzet van de Gezinsmanager dient tevens voortgezet te worden. De rechtbank overweegt daarbij dat de ouders hebben aangegeven de regie van de GI nog nodig te hebben, alsmede dat is gebleken dat ouders nog onvoldoende vertrouwen hebben in elkaar om de ingezette weg van de hulpverlening in het vrijwillig kader voort te zetten. Ondanks dat er op dit moment geen jeugdzorgwerker is aangesteld, acht de rechtbank, gezien voormelde omstandigheden en ter continuering van de ingezette hulpverlening, verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk en het meest aangewezen.
De kinderrechter overweegt daarbij dat een ondertoezichtstelling een zware maatregel is en alleen wordt uitgesproken wanneer een kinderrechter van oordeel is dat er ernstige zorgen zijn om een minderjarige. Ook in deze zaak zijn er ernstige zorgen en is het schadelijk voor de ontwikkeling van [voornaam] dat er geen jeugdzorgwerker als regievoerder is aangesteld om de nodige beslissingen te nemen, onder andere ten aanzien van de uitbreiding van de omgangsregeling. Ondanks de voornoemde ernstige zorgen is het echter onduidelijk wanneer er daadwerkelijk uitvoering gegeven gaat worden aan de ondertoezichtstelling. Immers, het is niet bekend wanneer een jeugdzorgwerker in deze zaak beschikbaar zal zijn. Inmiddels is er sprake van een feit van algemene bekendheid dat het zelfs maanden kan duren voordat een jeugdzorgwerker beschikbaar wordt gesteld, waarbij een en ander afhankelijk is van de prioritering door de GI. Dit is al met al een betreurenswaardige gang van zaken. De kinderrechter wijst de GI uitdrukkelijk op de verplichtingen uit de Jeugdwet. Gezien voornoemde ernstige zorgen is het dringend nodig dat er in deze zaak spoedig een jeugdzorgwerker beschikbaar wordt gesteld. Daarbij geeft de kinderrechter aan dat dit geen verwijt is naar de jeugdzorgwerkers; het tekort aan jeugdzorgwerkers is een situatie die niemand wenselijk vindt, ook de jeugdzorgwerkers zelf niet.
Het is goed dat er wel hulpverlening in gang is gezet voor [voornaam] en de ouders en dat deze ook verder kan lopen tijdens de ondertoezichtstelling, zelfs zonder een betrokken gezinsvoogd. Wel wordt de regiefunctie van een jeugdzorgwerker gemist door de ouders. Een functie die wel noodzakelijk is om daadwerkelijk tot resultaten te kunnen komen binnen de ondertoezichtstelling. Om op korte termijn te kunnen toetsen of er daadwerkelijk spoedig weer uitvoering wordt gegeven aan de ondertoezichtstelling door de GI zal de duur van de maatregel vooralsnog worden beperkt tot drie maanden. De behandeling van het resterende deel van het verzoek zal worden aangehouden tot de hierna te noemen pro forma datum, zodat de kinderrechter de voortgang van deze zaak kan monitoren. De kinderrechter verzoekt aan de GI om uiterlijk twee weken voorafgaand aan de hierna te noemen pro forma datum schriftelijk verslag aan de kinderrechter uit te brengen van de voortgang van de ondertoezichtstelling en of er een jeugdzorgwerker is aangesteld. Voorts dient de daarin GI haar standpunt te geven ten aanzien van het resterend deel van het verzoek. Dat kan in de vorm van een (kort) briefverslag. Aan de advocaten van de ouders wordt vervolgens de gelegenheid geboden om uiterlijk op de hierna te noemen pro forma datum te reageren op deze brief van de GI, waarbij zij tevens hun standpunt dienen te geven over het resterende deel van het verzoek, meer specifiek of de zaak verder schriftelijk kan worden afgedaan.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam] met ingang van 9 april 2022 tot 9 juli 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling aan tot
donderdag 2 juni 2022 PRO FORMA;
verzoekt aan de GI om uiterlijk twee weken voorafgaand aan voormelde pro forma datum schriftelijk verslag uit te brengen, kenbaar te maken of er een jeugdzorgwerker is aangesteld en haar standpunt kenbaar te maken over het resterende deel van het verzoek, zoals in de beoordeling weergegeven;
verzoekt aan de advocaten van de ouders om uiterlijk op voormelde pro datum te reageren op het schriftelijk verslag van de GI en het standpunt kenbaar te maken over het resterende deel van het verzoek, zoals in de beoordeling weergegeven;
behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Tempel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Verger-Maas op 31 maart 2022.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 14 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.