In deze zaak heeft de kinderrechter op 31 maart 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam], geboren op 24 september 2014. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 9 april 2021 en zou eindigen op 9 april 2022. De gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Brabant, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden, tot 9 oktober 2022. Dit verzoek is gedaan omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam], die onder andere te maken heeft met een loyaliteitsconflict tussen de ouders en de moeizame omgang tussen [voornaam] en de vader.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er op dat moment geen jeugdzorgwerker aan de zaak was verbonden, wat de uitvoering van de hulpverlening bemoeilijkt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders nog onvoldoende vertrouwen in elkaar hebben om de hulpverlening in vrijwillig kader voort te zetten en dat de GI regievoering nodig heeft. De kinderrechter heeft de noodzaak van de verlenging van de ondertoezichtstelling onderstreept, gezien de ernstige zorgen over de ontwikkeling van [voornaam].
De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen, maar de duur van de maatregel voorlopig te beperken tot drie maanden, tot 9 juli 2022. Dit om de voortgang van de zaak te kunnen monitoren en om te waarborgen dat er spoedig een jeugdzorgwerker beschikbaar komt. De behandeling van het resterende deel van het verzoek is aangehouden tot een pro forma datum op 2 juni 2022, waarbij de GI en de advocaten van de ouders de gelegenheid krijgen om schriftelijk verslag uit te brengen en te reageren op de voortgang van de ondertoezichtstelling.