ECLI:NL:RBZWB:2022:2420

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
C/02/394937 FARK 22-791
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en geschil over hoofdverblijf kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen twee partijen, hierna te noemen de man en de vrouw. De partijen zijn op 2 januari 2015 in de gemeente Tilburg met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en hebben drie minderjarige kinderen. De man en de vrouw hebben beiden de Nederlandse nationaliteit en hebben aangegeven dat hun huwelijk duurzaam ontwricht is. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 maart 2022 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was ook een gedragswetenschapper aanwezig. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de recente financiële informatie van partijen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen grotendeels overeenstemming hebben bereikt over de echtscheiding en het ouderschapsplan, maar er is onenigheid over het hoofdverblijf van de kinderen. De man verzoekt om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem, terwijl de vrouw verzoekt om één of twee kinderen bij haar te laten wonen. De rechtbank heeft de emotionele en financiële aspecten van de situatie in overweging genomen en geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is om de financiële tegemoetkomingen optimaal te benutten. De rechtbank heeft besloten dat de minderjarige [voornaam 3] bij de vrouw zal wonen, terwijl de andere twee kinderen bij de man blijven wonen.

De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de onderlinge regelingen uit het ouderschapsplan deel laten uitmaken van de beschikking. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. J.H.M. van Oijen en in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.J. Hurkmans, openbaar uitgesproken. Er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/394937 / FA RK 22-791
beschikking betreffende echtscheiding met nevenvoorzieningen
in de zaak van
[naam 1],
wonende te [woonplaats 1],
hierna te noemen de man,
en
[naam 2],
wonende te [woonplaats 2],
hierna te noemen de vrouw,
beiden bijgestaan door mr. M. Hofland in de hoedanigheid van gezinsadvocaat.
De man is verder bijgestaan door mr. J. Nederlof en de vrouw door mr. J.M.G. Cox.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 22 februari 2022 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van partijen.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 24 maart 2022. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, gezamenlijk bijgestaan door mr. Hofland. Verder zijn partijen bijgestaan door een eigen advocaat. Tevens was aanwezig de gedragswetenschapper mevrouw Peeters.
1.3. Een van de kinderen van partijen, [voornaam 1], is gelet op zijn leeftijd in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. Van deze gelegenheid heeft [voornaam 1] geen gebruik gemaakt.
1.4. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank van mr. Hofland bij
F9-formulieren van 28 maart 2022, 30 maart 2022, 1 april 2022 en 14 april 2022 recente financiële informatie van partijen ontvangen.

2.De feiten

Op grond van de stellingen en ingediende stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- zij zijn op 2 januari 2015 in de gemeente Tilburg met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen;
- voorafgaand aan hun huwelijk zijn geboren de volgende, nu nog minderjarige kinderen:
1. [voornaam 1] [achternaam], geboren te [geboorteplaats 1] op 20 juli 2008,
2. [voornaam 2] [achternaam], geboren te [geboorteplaats 2] op 12 mei 2010, en,
3. [voornaam 3] [achternaam], geboren te [geboorteplaats 3] op 19 juli 2011;
- zij hebben de Nederlandse nationaliteit;
- hun huwelijk is duurzaam ontwricht.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben zich in het kader van deze procedure laten bijstaan door mr. Hofland in haar hoedanigheid als gezinsadvocaat. Verder zijn partijen ieder afzonderlijk bijgestaan door een eigen advocaat. Als gedragswetenschapper is betrokken geweest dr. S. Peeters. Uit het verzoekschrift volgt dat partijen grotendeels tot overeenstemming zijn gekomen over de afwikkeling van hun echtscheiding, behoudens de vaststelling van het hoofdverblijf van de kinderen.
3.2.
Over de volgende verzoeken bestaat overeenstemming:
- echtscheiding;
- opneming van het door partijen opgestelde ouderschapsplan in de beschikking.
3.3.
Aan de rechtbank ligt ter beoordeling nog voor het verzoek omtrent het hoofdverblijf van de kinderen.
3.4.
De man stelt zich op het standpunt dat de kinderen hun hoofdverblijf bij hem moeten hebben. Aan zijn verzoek legt de man ten grondslag dat hij altijd de zorg voor de kinderen heeft gehad. De kinderen staan bij hem ingeschreven en er is geen reden om dit te veranderen. Verder vindt de man dat de kinderbijslag en het kindgebonden budget moeten toekomen aan degene met het minste inkomen.
3.5.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat één of twee van de kinderen het hoofdverblijf bij haar moeten hebben. De vrouw geeft aan dat er uitvoering wordt gegeven aan een
co-ouderschapsregeling, hetgeen optimaal tot uitdrukking komt wanneer er zowel bij de man als de vrouw één of meer kinderen worden ingeschreven. Voorts moeten bij een dergelijke zorgregeling ook de financiën gelijkwaardig worden verdeeld. Verder geeft de vrouw aan dat het in het belang van partijen en van de kinderen is om de fiscale tegemoetkomingen (kindgebonden budget) optimaal te benutten. Dit is het geval als er een of twee kinderen op het adres van de vrouw worden ingeschreven.
3.6.
De rechtbank stelt voorop dat de wijze waarop ouders met elkaar afspraken hebben gemaakt te prijzen is. Zij willen allebei het beste voor de kinderen. Het is partijen uiteindelijk niet gelukt om ook afspraken te maken over het hoofdverblijf van de kinderen. De rechtbank zal hierop dan ook een beslissing nemen. Bij de beoordeling van het hoofdverblijf van de kinderen spelen zowel emotionele en financiële aspecten een rol. De rechtbank begrijpt het standpunt van de vrouw om bij een gelijkwaardige verdeling van de zorg ook de inschrijving op de adressen zoveel als mogelijk op gelijkwaardige wijze te realiseren. Verder vindt de rechtbank het in het belang van partijen en de kinderen om de financiële tegemoetkomingen (in dit geval het kindgebonden budget) te optimaliseren. De rechtbank heeft enkele berekeningen gemaakt uitgaande van verschillende situaties. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met een aantal factoren. In het ouderschapsplan hebben partijen afgesproken dat ouders ieder de eigen verblijfskosten dragen vanwege hun financiële situatie. De vrouw is toegelaten tot het minnelijk schuldsaneringstraject en zij lost maandelijks af op de gezamenlijke schulden van partijen. Hierdoor heeft zij geen ruimte om een financiële bijdrage aan de man te leveren. De man ontvangt een bijstandsuitkering, zodat ook zijn ruimte om in de kosten voor de kinderen te voorzien gering is. Gelet op de financiële situaties van partijen acht de rechtbank het redelijk om met de inschrijving van de kinderen ervoor te zorgen dat de man een hoger kindgebonden budget zal gaan ontvangen. Uit de gemaakte berekeningen volgt dat deze situatie zich niet voordoet als alle drie de kinderen op het adres van de man staan ingeschreven. Ook het emotionele aspect zal bij een dergelijke inschrijving uit het oog worden verloren. De rechtbank concludeert dat de financiële tegemoetkomingen het meest optimaal worden benut als een van de kinderen wordt ingeschreven op het adres van de vrouw en de andere twee kinderen op het adres van de man. Met een dergelijke verdeling wordt ook tegemoet gekomen aan het emotionele aspect. De rechtbank zal dan ook bepalen dat [voornaam 3] zal worden ingeschreven op het adres van de vrouw. De andere twee kinderen blijven ingeschreven staan op het adres van de man.
3.7.
Op de mondelinge behandeling heeft de rechtbank nog met partijen stil gestaan bij de
ID-bewijzen van de kinderen, meer specifiek wie deze in beheer heeft. Partijen hebben vervolgens met elkaar afgesproken dat de ID-bewijzen de kinderen volgen. Dit houdt in dat waar de kinderen verblijven ook de ID-bewijzen zijn. De rechtbank zal deze afspraak niet opnemen in het dictum, omdat hiertoe geen verzoek voorligt.
3.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op 2 januari 2015 in de gemeente Tilburg met elkaar gehuwd;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de minderjarige [voornaam 3] [achternaam], geboren te [geboorteplaats 4] op
19 juli 2011, zijn hoofdverblijf heeft bij de vrouw en dat de minderjarigen [voornaam 1] [achternaam], geboren te [geboorteplaats 5] op 20 juli 2008 en [voornaam 2] [achternaam], geboren te [geboorteplaats 6] op 12 mei 2010, hun hoofdverblijf hebben bij de man;
bepaalt dat de onderlinge regelingen uit het aangehechte en door de griffier gewaarmerkt ouderschapsplan deel uitmaken van deze beschikking;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H.M. van Oijen, en, in tegenwoordigheid van
mr. M.J. Hurkmans, griffier, in het openbaar uitgesproken op
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.