ECLI:NL:RBZWB:2022:2420
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding met nevenvoorzieningen en geschil over hoofdverblijf kinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen twee partijen, hierna te noemen de man en de vrouw. De partijen zijn op 2 januari 2015 in de gemeente Tilburg met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en hebben drie minderjarige kinderen. De man en de vrouw hebben beiden de Nederlandse nationaliteit en hebben aangegeven dat hun huwelijk duurzaam ontwricht is. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 maart 2022 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was ook een gedragswetenschapper aanwezig. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de recente financiële informatie van partijen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen grotendeels overeenstemming hebben bereikt over de echtscheiding en het ouderschapsplan, maar er is onenigheid over het hoofdverblijf van de kinderen. De man verzoekt om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem, terwijl de vrouw verzoekt om één of twee kinderen bij haar te laten wonen. De rechtbank heeft de emotionele en financiële aspecten van de situatie in overweging genomen en geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is om de financiële tegemoetkomingen optimaal te benutten. De rechtbank heeft besloten dat de minderjarige [voornaam 3] bij de vrouw zal wonen, terwijl de andere twee kinderen bij de man blijven wonen.
De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de onderlinge regelingen uit het ouderschapsplan deel laten uitmaken van de beschikking. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. J.H.M. van Oijen en in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.J. Hurkmans, openbaar uitgesproken. Er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.