ECLI:NL:RBZWB:2022:2413
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak inzake bijstandsuitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het feitelijk niet uitbetalen van haar bijstandsuitkering over juli 2021. In een eerder besluit van 19 augustus 2021 had verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard. Echter, in een later besluit van 28 oktober 2021 heeft verweerder het eerdere besluit herroepen en besloten dat de inkomenskorting over juli 2021 alsnog wordt toegepast en dat de aanvullende bijstand over juli 2021 na reservering van het vakantiegeld alsnog wordt uitbetaald.
Naar aanleiding van deze herziening heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren. Verweerder heeft aangegeven geen aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling, omdat het bestreden besluit was herzien naar aanleiding van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelt dat verweerder gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster, aangezien het bestreden besluit is herroepen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van deze kosten. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden.