ECLI:NL:RBZWB:2022:2413

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3663
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak inzake bijstandsuitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het feitelijk niet uitbetalen van haar bijstandsuitkering over juli 2021. In een eerder besluit van 19 augustus 2021 had verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard. Echter, in een later besluit van 28 oktober 2021 heeft verweerder het eerdere besluit herroepen en besloten dat de inkomenskorting over juli 2021 alsnog wordt toegepast en dat de aanvullende bijstand over juli 2021 na reservering van het vakantiegeld alsnog wordt uitbetaald.

Naar aanleiding van deze herziening heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren. Verweerder heeft aangegeven geen aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling, omdat het bestreden besluit was herzien naar aanleiding van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelt dat verweerder gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster, aangezien het bestreden besluit is herroepen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van deze kosten. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3663

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2022 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaatsnaam] , verzoekster

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 19 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het feitelijk niet uitbetalen van haar bijstandsuitkering over juli 2021 ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
In het besluit van 28 oktober 2021 heeft verweerder het bestreden besluit herroepen en in plaats daarvan besloten dat de inkomenskorting over juli 2021 alsnog wordt toegepast en dat de aanvullende bijstand over juli 2021 na reservering van het vakantiegeld alsnog wordt uitbetaald.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld geen aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling, omdat het bestreden besluit is herzien naar aanleiding van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder in ieder geval gedeeltelijk tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster, nu het bestreden besluit is herroepen. Dat in het bestreden besluit nog geen rekening kon worden gehouden met de nieuwe jurisprudentie, is voor het antwoord op de vraag of verweerder aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen niet relevant.
Bij het nieuwe besluit heeft verweerder al een proceskostenveroordeling voor de bezwaarfase toegekend. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- met een wegingsfactor 1).
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. Verzoekster zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 29 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te tekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.