4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Bewijsuitsluiting
Zoals hiervoor al is overwogen, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een
schending van het recht van verdachte op een eerlijk proces. Om dezelfde reden acht de rechtbank ook geen sprake van enig vormverzuim. Zij zal dus niet overgaan tot bewijsuitsluiting van de observatie van 24 september 2021 en alle daaruit volgende onderzoeksresultaten.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II het volgende vast. Verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] zijn in de nacht van 24 op 25 september 2021 door de marechaussee aangetroffen op zeiljacht “ [naam 1] ”. Zij vormden samen de bemanning van het zeiljacht. Tevens bevonden zich op dat zeiljacht elf Albanese personen. Tien van hen bevonden zich in de kajuit van het zeiljacht. Meerdere personen waren zeeziek. De Albanese personen zijn verhoord en verklaarden dat zij onderweg waren naar Groot-Brittannië. Zij waren niet in het bezit van een visum voor Groot-Brittannië en zouden voor deze oversteek bij aankomst in Groot-Brittannië een fors bedrag moeten betalen. Uit de vastgelegde geografische coördinaten van het zeiljacht blijkt ook dat het zeiljacht richting open zee koerste.
Door verdachten is verklaard dat zij waren gevraagd om mensen mee te nemen voor een pleziervaart langs de Nederlandse kust. De rechtbank acht de verklaringen van verdachten gelet op voornoemde bevindingen, waaronder onder meer het tijdstip midden in de nacht en de omstandigheden waarop de in totaal dertien personen zich bevonden op het zeiljacht, volstrekt ongeloofwaardig en betrekt daarbij in haar oordeel dat verdachten vaker zijn gezien in de buurt van Groot-Brittannië met meerdere personen aan boord, waarbij ernstig werd vermoed dat zij zich schuldig maakten aan mensensmokkel.
Wederrechtelijkheid
De elf in het zeiljacht aangetroffen Albanese personen die op 24 september 2021 aan boord van het zeiljacht zijn gegaan, waren niet in het bezit van een visum voor Groot-Brittannië. Deze omstandigheid maakt, ook in de gevallen waarin de personen op zichzelf rechtmatig in Nederland verbleven, de doorreis wederrechtelijk. De strekking van artikel 197a Wetboek van Strafrecht is immers het tegengaan van illegale grensoverschrijding. Daarnaast hadden zij de verplichting om Nederland uit te reizen via een grensdoorlaatpost. Zij hebben echter verzuimd zich te melden aan de grensdoorlaatpost voorafgaand aan het passeren van de buitengrens, waardoor hun uitreis niet op rechtmatigheid is getoetst.
De rechtbank stelt vast dat de handelwijze van verdachten, die de Albanese personen midden in de nacht hebben meegenomen op een zeiljacht om de oversteek naar Groot-Brittannië te maken, naar haar uiterlijke verschijningsvorm er op gericht was om het de Nederlandse autoriteiten onmogelijk te maken te controleren wie het land door- en uitreisde. Het kan niet anders zijn dan dat verdachten dus ook wisten dat het behulpzaam zijn van de Albanese personen bij het uitreizen van Nederland en het verschaffen van toegang tot en verblijf in Groot-Brittannië wederrechtelijk was.
Winstbejag
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachten zich gezamenlijk al langere tijd, in ieder geval sinds mei 2021, bezig hielden met de aankoop van meerdere zeiljachten, in welke handel grote geldbedragen omgaan. Dat blijkt ook wel uit de in de telefoon van verdachte [medeverdachte] aangetroffen informatie. Uit de verklaringen van de Albanese personen blijkt ook dat zij forse geldbedragen moesten betalen voor de reis naar Groot-Brittannië. Het handelen van verdachten ging naar het oordeel van de rechtbank dan ook uit van een bepaalde bedrijfsmatigheid. Zonder een verdienmodel konden verdachten de aangeschafte jachten niet bekostigen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachten hebben gehandeld uit winstbejag.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat verdachten de mensensmokkel in vereniging hebben gepleegd. Verdachten vormden samen de bemanning van het zeiljacht, hebben gezamenlijk uitvoering gegeven aan de mensensmokkel en hebben zich ook gezamenlijk bezig gehouden met de aankoop van zeiljachten. De rol van beide verdachten is van voldoende gewicht geweest om van medeplegen te kunnen spreken. Zij waren immers gezamenlijk verantwoordelijk voor het daadwerkelijke transport van de vreemdelingen van Nederland naar Groot-Brittannië, hetgeen een essentieel onderdeel en een onmisbare schakel is in de uitvoering van de mensensmokkel. Daarnaast weegt de rechtbank in haar oordeel mee dat verdachten vaker samen zijn gezien in de buurt van Groot-Brittannië met meerdere personen aan boord, waarbij ernstig werd vermoed dat zij zich schuldig maakten aan mensensmokkel.
Levensgevaar te duchten
Om het levensgevaar voor een ander als vaststaand te kunnen aannemen is in algemene zin vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat levensgevaar daadwerkelijk te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar ten tijde van het behulpzaam zijn bij de reis met bestemming Groot-Brittannië, gelet op de omstandigheden waaronder die reis plaatsvond, naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest.
De rechtbank stelt vast dat het dossier in dit kader een onderzoeksrapport omvat, opgemaakt door deskundige [naam 2] , waarin de deskundige tot de conclusie komt dat de reis volstrekt onverantwoordelijk was en het onwaarschijnlijk dan wel onmogelijk wordt geacht dat de reis tot een goed einde kon worden gebracht. Door de verdediging is de inhoud van dit rapport op onderdelen gemotiveerd betwist en is betoogd dat in het rapport omstandigheden zijn meegenomen die niet relevant zijn voor het moment waarop het zeiljacht aan het varen was. Daarnaast betoogt de verdediging dat de vraag of sprake was van te duchten levensgevaar van veel omstandigheden afhankelijk is, ook van omstandigheden waarover de deskundige geen expertise beschikt.
De rechtbank stelt vast dat de deskundige in zijn rapport onder andere ingaat op de uitrusting van het zeiljacht, bestaande uit beperkte en niet geschikte reddingsmiddelen, het ontbreken van de mogelijkheid tot het geven van noodsignalen en het vaargebied dat zich kenmerkt door sterke stromingen, korte en hoge golfslag en drukke scheepvaart, als factoren die leiden tot de conclusie dat sprake was van levensgevaar. Tevens zijn hierbij de weersomstandigheden meegewogen in de periode van 24 tot en met 27 september 2021. De rechtbank stelt met de verdediging vast dat hetgeen de deskundige opmerkt met betrekking tot de weersomstandigheden, die op 27 september 2021 waren opgelopen tot een windsterkte van 6 Beaufort en een golfhoogte voor de Nederlands-Belgische kust van 1,2 meter, niet relevant zijn voor het onderzoek. Deze weersomstandigheden waren op het moment van vertrek van het zeiljacht op 24 september 2021 beduidend gunstiger en niet valt in te zien waarom weersomstandigheden van drie dagen later van enige relevantie zijn voor de vraag naar het al dan niet aanwezig zijn van te duchten levensgevaar tijdens de reis van het zeiljacht van verdachten naar Groot-Brittannië. Dat betekent echter niet dat het rapport ook wat betreft de overige inhoud ervan niet gebruikt zou kunnen worden. Naar het oordeel van de rechtbank is door de deskundige helder en gemotiveerd onderbouwd dat, gelet op het vaargebied dat zich kenmerkt door sterke stromingen en drukke scheepvaart, het ontbreken van de mogelijkheid tot het geven van noodsignalen en de beperkte en niet geschikte reddingsmiddelen die op het zeiljacht aanwezig waren, het zeiljacht, de opvarenden en de bemanning in direct levensgevaar zouden zijn gebracht tijdens de overtocht. Daar komt nog bij dat de verlichting van het zeiljacht totaal was uitgevallen. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het te duchten levensgevaar voor de in zeiljacht aangetroffen personen wettig en overtuigend bewezen.
Voltooide mensensmokkel of poging
Artikel 197a Wetboek van Strafrecht bevat een zelfstandig strafbaar gestelde medeplichtigheid. Het is een voortdurend delict en is al voltooid op het moment dat de illegale doorreis een aanvang heeft genomen. Door alle handelingen die verdachten hebben verricht, is voldaan aan het bestanddeel ‘behulpzaam zijn’ bij het verschaffen van toegang tot en verblijf in Groot-Brittannië. Verdachten hebben de Albanese personen op hun zeiljacht aan boord genomen. Vervolgens zijn zij richting open zee gevaren. Deze handelingen van verdachten zijn naar de uiterlijke verschijningsvorm al een voltooiing van het bestanddeel ‘behulpzaam zijn’. Dat het zeiljacht nog maar kort onderweg was doet niet af aan het behulpzaam zijn bij de illegale doorreis. Het behulpzaam zijn ving aan op het moment dat het aan boord gaan van het zeiljacht mogelijk werd gemaakt. Het is volgens vaste rechtspraak niet noodzakelijk dat de landsgrens daadwerkelijk is gepasseerd.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met verdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan voltooide mensensmokkel, zoals primair ten laste is gelegd.