In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling van hun minderjarige kind, [naam 3], geboren op 8 april 2020. De vrouw verzocht om een bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, terwijl de man verzocht om de hoofdverblijfplaats van het kind bij hem te bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds zijn geboorte bij de vrouw woont en onder toezicht staat van de Stichting Jeugdbescherming Brabant. De rechtbank oordeelde dat de huidige woon- en verblijfplaats van de minderjarige niet gewijzigd hoeft te worden en dat de zorgregeling voorlopig kan blijven zoals deze is. De rechtbank heeft de verzoeken van de man om de hoofdverblijfplaats te wijzigen en de zorgregeling aan te passen afgewezen, en benadrukt dat partijen samen met de gezinsvoogd een ouderschapsplan moeten opstellen. Daarnaast heeft de rechtbank de behoefte van de minderjarige aan een onderhoudsbijdrage vastgesteld en de bijdrage van de man op € 142 per maand bepaald, met ingang van 1 juni 2021. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.