“(…)
Ik doe aangifte van mishandeling. De nader omschreven persoon heeft mij met opzet zodanig tegen mijn long geschopt en met een mes in mijn rug gestoken, waardoor ik pijn en letsel kreeg.
Dit letsel bestond uit: een doorboorde long
Ik verklaar hierover het volgende:
Ik ben werkzaam bij het bedrijf genaamd [gedaagde] gevestigd op de [adres 1] . [gedaagde] is een betonfabriek en ik ben er werkzaam als betonvlechter.
Op zaterdag 26 september 2020 was ik vanaf 08.30 uur werkzaam in de productieruimte van de fabriek. Om 10 uur had ik pauze. Tijdens deze pauze verbleef ik in de productieruimte.
Ik was daar samen met nog vier collega’s. Dit waren [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] . De achternaam van [naam 5] weet ik niet.
Ik zag dat [naam 2] Vodka bij zich had en hij dronk dit samen met [naam 3] op.
Ik kreeg een woordenwisseling met [naam 2] . [naam 2] is mijn leidinggevende. Deze ruzie ging over het feit dat ik een auto gekocht had van [naam 2] en deze auto bleek kapot te zijn. [naam 2] zou de auto voor mij repareren maar ik wilde dit niet omdat ik 1200,- euro voor de auto had betaald. Ik wilde mijn geld terug.
Ik voelde dat [naam 2] mij vast bleef houden en ik zag dat [naam 3] mij een harde schop met zijn werkschoen tegen mijn ribben aangaf ter hoogte van mijn longen. Deze werkschoen heeft een stalen neus. Deze trap deed ontzettend veel pijn en ik merkte dat ik moeite kreeg om adem te halen. Vervolgens zag ik dat [naam 3] een mes in zijn hand had. Ik voelde en zag dat [naam 3] mij in mijn rug, aan de linkerkant onder mijn schouderblad, stak. [naam 2] had mij nog steeds vast. Ik zag dat het een stanley mes was. Ik weet niet meer met welke had [naam 3] mij gestoken heeft. Dit deed ontzettend veel pijn en ik viel op de grond.
Ik ben op de grond gevallen en [naam 4] en [naam 5] hebben mij geholpen. Ik was niet volledig buiten bewustzijn maar wel bijna. Ik hoorde dat iemand zei, ik weet niet meer wie, dat ik vodka moest drinken zodat ik geen pijn zou voelen.
Ik weet dat [naam 2] en [naam 3] nog op de werkplek aanwezig waren.
[naam 4] en [naam 5] hebben mij naar de huisartsenpost in Oosterhout gebracht. De arts van de huisartsenpost vertelde dat hij mij niet kon helpen en heeft mij doorverwezen naar het ziekenhuis in Breda. Op de parkeerplaats bij de huisartsenpost in Oosterhout heb ik [naam 2] nog gezien.
[naam 2] wilde mij 250,- euro geven en ik hoorde dat hij zei: “nu zijn we quitte, nu is het voldoende”.
[naam 4] en [naam 5] zouden mij naar het ziekenhuis in Breda brengen echter dit hebben ze niet gedaan. Ze hebben mij naar de camping gebracht in [adres 2] . Dit is mijn verblijfadres. Hier hebben [naam 4] en [naam 5] mij achtergelaten als een soort hond zodat ik hier kon
sterven. Ik kon niet meer lopen van de pijn. Uiteindelijk ben ik gevonden door [naam 6] en hij heeft mij naar het ziekenhuis in Breda gebracht.
In de auto, op weg naar het ziekenhuis in Breda, heeft [naam 6] de overdrachtskaart van de huisartsenpost in Oosterhout gelezen. Hieruit blijkt dat [naam 4] en [naam 5] gelogen hebben over de toedracht van mijn verwondingen. [naam 4] en [naam 5] hebben hij de huisartsenpost in Oosterhout verteld dat ik met de verwondingen op mijn werk verschenen was en dat ik mijn verwondingen op de camping opgelopen had.
Mijn [naam land] identiteitsbewijs ben ik ook kwijt. Ik weet niet of ik dit bij de huisartsenpost in Oosterhout achterlaten heb of dat [naam 4] en [naam 5] dit in hun bezit hebben.
Ik ben in het ziekenhuis in Breda onderzocht. Ik ben twee dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis vanwege de behandeling. Ik had moeite met ademhalen. Ik heb een operatie gehad vanwege een thoraxtrauma. Ik heb een drain gehad. Deze drain is er net pas uit.
De arts heeft mij verteld dat het mes 4 1/2 centimeter diep in mijn lijf gestoken was.
(…)”