In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, stond de verdachte terecht voor het voorhanden hebben van een busje pepperspray. De zitting vond plaats op 14 april 2022, waar de officier van justitie, mr. R.S. Jacobs, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging, die als bijlage aan het vonnis was gehecht, betrof het bezit van pepperspray, wat in Nederland verboden is. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte had het feit bekend, wat leidde tot de conclusie dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen was.
De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de verboden status van pepperspray in Nederland, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank stelde vast dat de verdachte had moeten voldoen aan de wet- en regelgeving en dat het enkele feit dat hij niet op de hoogte was van het verbod niet volstond voor een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld.
De officier van justitie vorderde een geldboete van € 350,00, maar de rechtbank besloot, gezien de omstandigheden en de eerder opgelegde straf in een andere zaak, om geen straf of maatregel op te leggen. De rechtbank verklaarde het tenlastegelegde bewezen, sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen en vernietigde de eerder opgelegde strafbeschikking. Het vonnis werd uitgesproken op 28 april 2022 door een meervoudige kamer.