ECLI:NL:RBZWB:2022:2378

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
C/02/395101/JE RK 22-337
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige onder toezicht is gesteld van de Gecertificeerde Instelling (GI) en dat er zorgen zijn over zijn ontwikkeling. De ouders van [minderjarige] zijn al geruime tijd in conflict, wat leidt tot een onduidelijke situatie voor de minderjarige. De kinderrechter heeft de GI verzocht om meer inzicht te krijgen in de opvoedsituatie van de vader, die de wens heeft geuit om bij hem te wonen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 30 april 2023 en de machtiging tot uithuisplaatsing op behandelgroep [naam] tot 30 juli 2022. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de minderjarige de nodige duidelijkheid kan krijgen over zijn verblijfplaats en toekomst.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
zaakgegevens : C/02/395101 / JE RK 22-337
datum uitspraak: 4 april 2022
beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging uithuisplaatsing

[naam] ,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (de GI),
locatie Middelburg,
betreffende

[naam] , geboren op [geboortedag] 2005 te Vlissingen,

hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[minderjarige] , voornoemd,

[naam] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 25 februari 2022, ingekomen bij de griffie op
25 februari 2022.
Op 4 april 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de [minderjarige] , die apart is gehoord,
- de moeder,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van de kinderrechter 30 april 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 30 april 2021 en tot 1 augustus 2021. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in crisisopvang ‘ [naam] ’ en aansluitend op behandelgroep ‘ [naam] ” verleend met ingang van 30 april 2021 en tot
1 augustus 2021, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
Bij beschikking van de kinderrechter van 30 juli 2021, hersteld bij beschikking van
15 september 2021, is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van
1 augustus 2021 en tot 30 april 2022. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] op behandelgroep ‘ [naam] ’ verlengd met ingang van 1 augustus 2021 en tot 30 oktober 2021.
Bij beschikking van de kinderrechter van 27 oktober 2021 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] op behandelgroep ‘ [naam] ’ verlengd met ingang van 30 oktober 2021 en tot 30 april 2022.
Op grond hiervan verblijft [minderjarige] op behandelgroep ‘ [naam] ’ te [plaats] .

Het verzoek

De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur een jaar. Tevens is verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De GI heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling het verzoek gehandhaafd. [minderjarige] wordt nog steeds in zijn ontwikkeling bedreigd. [minderjarige] heeft de wens om bij zijn vader te gaan wonen. Eerst dient echter de zorgaanbieder die in Enschede werkzaam is, te weten ‘ [naam] ’, de opvoedvaardigheden van de vader in kaart brengen en te bezien of de vader voldoende kan aansluiten bij wat [minderjarige] nodig heeft. [naam] heeft een wachtlijst en kan naar verwachting binnen vier weken starten, mits de financiering rond is. Omdat de vader in [plaats] woont, zorgt de financiering voor problemen en is de GI in overleg met de gemeente Middelburg daarover. [minderjarige] heeft geen contact meer met zijn moeder. [minderjarige] zit klem omdat er tussen zijn ouders geen communicatie is en hij belast wordt met volwassenzaken. [minderjarige] heeft een IQ van 87 en moet door de situatie tussen de ouders veel zelf oplossen. Vanwege de kind eigenproblematiek van [minderjarige] is het noodzakelijk dat hij langer op behandelgroep [naam] verblijft. [minderjarige] ontwikkelt zich daar positief. De komende periode moet ingezet worden op contactherstel tussen de moeder en [minderjarige] , door middel van de inzet van IPT. Daarnaast moet [naam] de opvoedvaardigheden van de vader in kaart brengen.
Door de moeder wordt naar voren gebracht dat de onderlinge communicatie met de vader minimaal is op het moment. Volgens de moeder is [minderjarige] erg wispelturig als het aankomt op contactherstel. Daarnaast merkt de moeder dat de hulpverlening [minderjarige] vrijlaat in die keuze, omdat hij bijna 17 jaar is. Inmiddels is IPT gestart, zij stonden perplex over de reactie van [minderjarige] dat hij toch geen contactherstel wilde. De moeder had ook andere verwachtingen van de ondertoezichtstelling. Zij ziet geen veranderingen. De moeder staat wel achter een langer verblijf van [minderjarige] bij [naam] , maar is ook van mening dat een verblijf bij de vader in overweging genomen moet worden, eventueel zonder onderzoek van [naam] . [minderjarige] roept al een jaar dat hij bij zijn vader wilt wonen en de moeder kan daar wel achter staan.
In een apart gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige] verteld dat het goed gaat op school. Hij wil zijn schooljaar in [plaats] afmaken. Daarna wil hij graag een opleiding volgen in [plaats] waar zijn vader woont. Als dat betekent dat hij dan geen verkorte opleiding kan doen en zijn opleiding een jaar langer duurt, vindt hij dat niet erg. Op de [behandelgroep] gaat het op zich ook wel goed, maar hij woont het liefste bij zijn vader. [minderjarige] ziet zijn vader om het weekend. Dat gaat goed. Hij heeft een fijn contact met zijn stiefmoeder en haar dochter. Hij vindt het heel vervelend dat hij al terug in [plaats] moet zijn voordat zijn groep open is. Hij moet dan tijd overbruggen bij familie en hij voelt zich bezwaard daarover. Ook zou hij graag in de vakantie een aantal weken bij zijn vader verblijven en daar een baantje zoeken. Op de groep is er dan weinig te doen. Zijn schooljaar is al snel klaar dus dat is dan een hele lange periode. Met zijn moeder is er geen contact en [minderjarige] wil dat nu ook niet. Gesprekken met zijn moeder verlopen voor [minderjarige] niet fijn. Hij heeft het gevoel dat zijn moeder niet naar hem luistert en hem niet serieus neemt. Daarom kiest hij nu voor zichzelf. [minderjarige] geeft verder aan dat hij behoefte heeft aan duidelijkheid. Hij vindt het vervelend dat het zolang duurt voordat duidelijk is of hij bij zijn vader kan wonen, dan wordt zijn motivatie om alles goed te doen ook minder. [minderjarige] vindt een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig. Hij houdt zich aan de dagelijkse dingen.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar. Tevens kan de kinderrechter op grond van artikel 1:265c lid 2 BW, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Op basis van de inhoud van de overgelegde stukken en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling, is de kinderrechter van oordeel dat een verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is. De zorgen over zijn situatie zijn nog onverminderd aanwezig. Ouders zijn vanwege hun onderlinge strijd en wantrouwen al jaren niet in staat om te overleggen over [minderjarige] en samen beslissingen over hem te nemen. [minderjarige] zit klem tussen de ouders en heeft op dit moment al geruime tijd geen contact met zijn moeder, hetgeen zorgelijk is. [minderjarige] moet vanwege de strijd tussen ouders nu veel zelf oplossen, terwijl hij een kwetsbare jongen is met kindeigen problematiek, die de (gezamenlijke) steun van zijn ouders juist extra hard nodig heeft. Daarbij komt dat er voor [minderjarige] op dit moment veel onduidelijkheid is over zijn toekomstige verblijfplaats en waar hij naar school kan aankomend schooljaar. Deze onduidelijkheid is niet in zijn belang. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de ontwikkeling van [minderjarige] nog steeds ernstig wordt bedreigd en zij zal de ondertoezichtstelling verlengen voor de verzochte duur.
De kinderrechter heeft begrepen dat [minderjarige] al geruime tijd de wens heeft om bij zijn vader te wonen. Vanwege zijn kindeigen problematiek heeft [minderjarige] echter een bovengemiddelde behoefte aan structuur, duidelijkheid en een consequente benadering en onduidelijk is of de vader dit aan [minderjarige] kan bieden. Een nader onderzoek naar de opvoedsituatie en-capaciteiten van de vader acht de kinderrechter dan ook noodzakelijk. De kinderrechter stelt vast dat reeds in de beschikking van 30 april 2021 aan de GI is opgedragen om meer zicht te krijgen op de opvoedsituatie en -capaciteiten van de vader. Uit de beschikking van 30 juli 2021 volgt dat de aanvraag tot de hulpverlening om meer inzicht te verkrijgen in de opvoedvaardigheden- en capaciteiten vanuit de vader liep, maar dat er wel sprake was van wachtlijsten. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 april 2022 is gebleken dat de aanvraag van bedoelde hulpverlening van [naam] nog steeds niet rond is en dat er problemen zijn met de financiering door de gemeente omdat de vader in [plaats] woont. [naam] zou binnen 4 weken kunnen starten, mits de financiering rond is. De kinderrechter acht het zeer schadelijk voor [minderjarige] dat hij zo lang in onduidelijkheid verkeert over de plek waar hij kan gaan wonen en zijn opleiding af kan maken. [naam] dient dan ook zo snel mogelijk te starten. Omdat [minderjarige] gezien de gebeurtenissen in het verleden en het ontbreken van contact niet bij zijn moeder kan wonen en nog onduidelijk is of hij bij zijn vader kan wonen, zal de kinderrechter de machtiging uithuisplaatsing bij [naam] , waar [minderjarige] zich goed ontwikkelt, verlengen. Om de voortgang te bewaken en de ontwikkelingen te bespreken, zal de kinderrechter de machtiging uithuisplaatsing voor de duur van 3 maanden toewijzen en het restant aanhouden.
De kinderrechter verwacht in de tussentijd dat de GI en de betrokken gemeenten ervoor gaan zorgen dat [naam] kan starten, zodat [minderjarige] op zo kort mogelijk termijn, en in elk geval voor de start van het nieuwe schooljaar, de duidelijkheid krijgt die hij nodig heeft en waar hij ook recht op heeft. De kinderrechter verwacht ook dat de GI met [minderjarige] kijkt of voldaan kan worden aan de wens van [minderjarige] om na een weekend bij zijn vader direct naar de groep te kunnen gaan in plaats van tijd elders te moeten overbruggen. Ook de opties ten aanzien van de aankomende zomervakantie en een langer verblijf bij vader dienen in overleg met de ouders en [minderjarige] door de GI onderzocht te worden.
De kinderrechter verwacht van de GI dat zij uiterlijk één week voor de nadere mondelinge behandeling schriftelijk verslag zal uitbrengen over de ontwikkelingen.
Binnen de ondertoezichtstelling dient het komende jaar tevens gewerkt te worden aan de verbetering van het contact tussen de ouders en dient er aandacht te blijven voor de mogelijkheden tot contactherstel tussen [minderjarige] en de moeder, waarbij het belang van [minderjarige] voorop dient te staan en er rekening dient te worden gehouden met zijn wensen.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 30 april 2022 en tot 30 april 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] op behandelgroep ‘ [naam] ’, met ingang van 30 april 2022 en tot 30 juli 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] aan tot
een nader te bepalen mondelinge behandeling medio juli 2022,bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, Kousteensedijk 2, 4331 JE;
bepaalt dat de belanghebbenden voor de nader te bepalen mondelinge behandeling dienen te worden opgeroepen;
bepaalt dat [minderjarige] bij afzonderlijke brief zal worden uitgenodigd voor een kindgesprek;
behoudt zich iedere verdere beslissing betreffende het resterende verzoek inzake de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2022 door mr. N.C.W. Haesen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S.K.J. van Campen, als griffier. (SvC)
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 25 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch