Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2022 in de zaak tussen
[naam eiser] , te [plaatsnaam 1] , eiser,
het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
Geschil
Beroepsgronden
9 september 2020 heeft ontvangen, waarin hem een termijn is gegeven de gronden van bezwaar aan te vullen. Gemachtigde verwijst naar jurisprudentie over de ontvangsttheorie, artikel 3:37, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek en artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Orionis heeft niet aangetoond dat de brief met hersteltermijn is verzonden, dat het een adres is waarvan de afzender redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde aldaar door hem kon worden bereikt en dat de verklaring is aangekomen. Nu gemachtigde op zijn verzoek van 25 november 2020 om nogmaals de brief van 9 september 2020 te sturen geen reactie heeft gekregen van Orionis, leidt hij hieruit af dat de brief van
9 september 2020 nooit is verzonden.
Wettelijk kader
Beoordeling
5 augustus 2020 was bijgevoegd, waarin aan eiser een termijn tot 24 september 2020 was gegund om het verzuim te herstellen. Eisers gemachtigde heeft echter betwist op 9 september 2020 een brief of e-mailbericht van Orionis te hebben ontvangen.
Conclusie
Beslissing
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 26 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.