ECLI:NL:RBZWB:2022:2363

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
AWB- 20_9074 en 20_9698
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlaging bijstandsuitkering door Orionis Walcheren wegens werkweigering

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 april 2022, betreft het een beroep van eiser tegen besluiten van het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, waarbij zijn bijstandsuitkering werd verlaagd. Eiser ontving sinds 1 maart 2019 een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet. In mei en juni 2020 heeft Orionis maatregelen genomen door de bijstandsuitkering van eiser met 100% te verlagen, omdat hij zich niet hield aan de verplichtingen om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar zijn bezwaren werden ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig beoordeeld, waaronder de communicatie tussen eiser en zijn jobcoach, en de verplichtingen die voortvloeien uit zijn oproepcontract. De rechtbank concludeert dat Orionis terecht de bijstandsuitkering heeft verlaagd, omdat eiser niet op zijn werk is verschenen zonder geldige reden. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de besluiten van Orionis.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 20/9074 PW en 20/9698 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam 1] , eiser,

gemachtigde: mr. W.R. Aerts,
en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 20 mei 2020 (primair besluit 1) heeft Orionis bij wijze van maatregel eisers bijstandsuitkering verlaagd met 100% gedurende één maand.
In een besluit van 24 juni 2020 (primair besluit 2) heeft Orionis bij wijze van maatregel eisers bijstandsuitkering verlaagd met 100% gedurende drie maanden.
In een besluit van 10 september 2020 (bestreden besluit 1) heeft Orionis het bezwaar van eiser tegen primair besluit 1 ongegrond verklaard.
In een besluit van 8 oktober 2020 (bestreden besluit 2) heeft Orionis het bezwaar van eiser tegen primair besluit 2 niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Orionis heeft verweerschriften ingediend.
De beroepen zijn besproken op de zitting van de rechtbank in Middelburg op 15 maart 2022.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde en namens Orionis mr. N.M. Feijtel en [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1.
Feiten
Zaak 20/9074 PW
Eiser ontvangt sinds 1 maart 2019 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet naar de alleenstaandennorm.
Per 21 oktober 2019 is eiser via uitzendbureau LevelPlus gaan werken in de functie van brandwacht op basis van een oproepcontract. In dit kader is hij opgeroepen om te werken op 14 en 15 mei 2020. Eiser heeft aan deze oproep geen gehoor gegeven en liet zijn jobcoach (ingeschakeld door Orionis) weten rond 20 mei 2020 terug te komen van een familiebezoek in [plaatsnaam 2] .
Na telefonisch contact hierover met eiser op 20 mei 2020 heeft Orionis bij primair besluit 1 bij wijze van maatregel eisers bijstandsuitkering verlaagd met 100% gedurende één maand, omdat eiser zich niet heeft gehouden aan de verplichting tot het aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Vervolgens heeft Orionis bij bestreden besluit 1 eisers bezwaar tegen primair besluit 1 ongegrond verklaard.
Zaak 20/9698 PW
Op 15 juni 2020 had eiser een afspraak bij LevelPlus om zijn laatste kans te bespreken met betrekking tot zijn inzetbaarheid, flexibiliteit en bereikbaarheid. Eiser heeft ’s ochtends deze afspraak afgezegd. Dit heeft geleid tot het beëindigen van zijn contract bij LevelPlus.
Na telefonisch contact hierover met eiser op 24 juni 2020 heeft Orionis bij primair besluit 2 bij wijze van maatregel eisers bijstandsuitkering verlaagd met 100% gedurende drie maanden, vanwege recidive van een afstemmingswaardige gedraging. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Vervolgens heeft Orionis bij bestreden besluit 2 eisers bezwaar tegen primair besluit 2 niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij ondanks de geboden hersteltermijn tot 24 september 2020 niet tijdig de gronden van zijn bezwaar heeft ingediend.
2.
Geschil
In zaak 20/9074 PW is in geschil of Orionis terecht bij bestreden besluit 1 de verlaging van eisers bijstandsuitkering met 100% gedurende één maand heeft gehandhaafd.
In zaak 20/9698 PW is in geschil of Orionis terecht bij bestreden besluit 2 eisers bezwaar niet ontvankelijk heeft verklaard.
3.
Beroepsgronden
In zaak 20/9074 PW heeft eiser in beroep zijn bezwaargronden herhaald. Eiser stelt dat geen sprake is van werkweigering, nu het werknemers van LevelPlus met een oproepcontract is toegestaan een opdracht niet te accepteren. Eiser was op 10 mei 2020 niet opgeroepen en heeft zijn jobcoach laten weten dat hij in de week van 11 mei 2020 naar familie in [plaatsnaam 2] zou gaan.
In zaak 20/9698 PW heeft de gemachtigde van eiser ontkend dat hij een brief of e-mail van
9 september 2020 heeft ontvangen, waarin hem een termijn is gegeven de gronden van bezwaar aan te vullen. Gemachtigde verwijst naar jurisprudentie over de ontvangsttheorie, artikel 3:37, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek en artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Orionis heeft niet aangetoond dat de brief met hersteltermijn is verzonden, dat het een adres is waarvan de afzender redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde aldaar door hem kon worden bereikt en dat de verklaring is aangekomen. Nu gemachtigde op zijn verzoek van 25 november 2020 om nogmaals de brief van 9 september 2020 te sturen geen reactie heeft gekregen van Orionis, leidt hij hieruit af dat de brief van
9 september 2020 nooit is verzonden.
4.
Wettelijk kader
De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5.
Beoordeling
Zaak 20/9074 PW
5.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de grondslag van bestreden besluit 1 artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet is, nu Orionis eiser in dat besluit verwijt dat hij zich niet heeft gehouden aan de verplichting tot het aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.
5.2.
Een besluit tot het opleggen van een maatregel is een voor de betrokkene belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor het opleggen van een maatregel is voldaan in beginsel op de bijstandverlenende instantie. Dit betekent dat de bijstandverlenende instantie de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen. De bewijslast van feiten en omstandigheden die het oordeel kunnen dragen dat eiser geen enkel verwijt treft, rust op eiser. Dit vloeit voort uit het uitzonderingskarakter van artikel 18, negende lid, van de Participatiewet. [1]
5.3.
Orionis heeft naar het oordeel van de rechtbank aan de op hem rustende bewijslast voldaan. Vaststaat dat eiser niet op 14 en 15 mei 2020 is verschenen op zijn werk, nadat hij hiertoe door LevelPlus via zijn jobcoach was opgeroepen. Dit blijkt ook uit de Whatsapp-berichten tussen eiser en jobcoach Heyboer:
7 mei 2020:
Jobcoach: ‘‘(…) Oke, nog gewerkt?’’
Eiser: ‘‘Nee werd wel gebeld vandaag door level plus maar ben op moment niet in zeeland.’’
8 mei 2020:
Jobcoach: ‘‘Oké, wanneer terug in Zeeland?’’
Eiser: ‘‘Rond de 20ste als goed is.’’
11 mei 2020:
Jobcoach: ‘‘(…) Je moet wel beschikbaar blijven voor werk. (…)’’
Eiser: ‘‘Ik ben bij familie dat was ik hele tijd al. (…)’’
12 mei 2020:
Jobcoach: ‘‘(…) ik heb overlegd met Levelplus en ze kunnen je vanaf donderdag inzetten. Dus ik wil je dringend vragen om naar huis te komen, zodat Levelplus je kan inzetten.’’
Eiser: ‘‘(…) dat gaat niet. Ik had elf nog aangegeven dat ik tot de 20ste ongeveer zou blijven (…).’’
27 mei 2020:
Jobcoach: ‘‘(…) ben jij weer in [plaatsnaam 1] ?’’
Eiser: ‘‘Bedankt om mij te naaien, maar ik heb jouw hulp verder niet meer nodig. Vanaf nu regel ik mijn eigen dingen.’’
Jobcoach: ‘‘Jammer dat je het zo oppakt. Ik heb in ieder geval contact gehad met Mariken van Levelplus. Zij heeft werk voor je in [plaatsnaam 1] als je haar zo snel als mogelijk belt. Als je geen gebruik meer wilt maken van mij als jobcoach is dat prima. Je dient dit dan wel kenbaar te maken bij [naam contactpersoon] , jouw contactpersoon bij Orionis.’’
5.4.
Uit deze What’s App gesprekken volgt dat eiser er bewust voor gekozen heeft om niet van [plaatsnaam 2] terug naar Zeeland te reizen om te kunnen werken voor LevelPlus.
Eiser heeft aangevoerd dat het klopt dat hij niet op zijn werk is verschenen, maar dat hem dat niet te verwijten valt. Hij stelt van te voren bij zijn jobcoach te hebben gemeld dat hij die week of weken bij zijn oma in [plaatsnaam 2] zou zijn. Bovendien was eiser door zijn oproepcontract niet verplicht om op elke oproep tot werk van LevelPlus ‘ja’ te zeggen. Het is een oproepcontract, dus je mag weigeren als het niet uitkomt.
5.5.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het niet aanvaarden van werk op 14 en 15 mei 2020 hem niet te verwijten valt. Er was naar het oordeel van de rechtbank geen enkele goede reden waarom eiser niet van [plaatsnaam 2] terug naar [plaatsnaam 1] kon komen om aan het werk te gaan. Nog daargelaten dat niet is gebleken dat eiser voorafgaand zijn jobcoach heeft ingelicht over het feit dat hij die week in [plaatsnaam 2] zou zijn voor familiebezoek, is dit geen reden om een mogelijkheid om geld te verdienen te weigeren. Ook is de rechtbank van oordeel dat de mogelijkheid om ‘nee’ te zeggen bij een oproepcontract voor bijstandsgerechtigden geen optie is, tenzij sprake is van dringende redenen. Dergelijke dringende redenen zijn de rechtbank niet gebleken.
5.6.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat Orionis zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn verplichting om algemene arbeid te aanvaarden niet is nagekomen. Op grond daarvan was Orionis op grond van artikel 18, vierde lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet gehouden om overeenkomstig artikel 10, eerste lid, van de Afstemmingsverordening, een maatregel van 100% voor de duur van één maand op te leggen. Bestreden besluit 1 kan dan ook in stand blijven en eisers beroep in zaak 20/9074 PW zal ongegrond worden verklaard.
Zaak 20/9698 PW
5.7.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het bezwaarschrift van 5 augustus 2020 geen bezwaargronden bevat als bedoeld is in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.
5.8.
Vanwege het ontbreken van bezwaargronden heeft Orionis met het bij de ontvangstbevestigingsbrief van 5 augustus 2020 gevoegde antwoordformulier aan eiser de mogelijkheid geboden om zijn bezwaar mondeling of schriftelijk nader toe te lichten. Ondanks dat deze brief – evenals de brief van dezelfde datum waarin Orionis eiser een nadere termijn heeft geboden voor het aanvullen van de bezwaargronden – naar een verkeerd huisnummer is verzonden, is gebleken dat gemachtigde deze brief met antwoordformulier wél heeft ontvangen. Orionis heeft namelijk op 21 augustus 2020 het antwoordformulier van gemachtigde ingevuld retour ontvangen. Gemachtigde heeft op het antwoordformulier aangegeven dat eiser geen gebruik maakt van de mogelijkheid om de bezwaren mondeling toe te lichten en dat de bezwaren reeds voldoende zijn uiteengezet in het bezwaarschrift.
5.9.
Orionis heeft verder een aantal e-mailberichten van 9 september 2020 overgelegd met tijdsvermeldingen van 10.30 uur en 15.47 uur. Dit zijn e-mailberichten van Orionis naar het e-mailadres van eisers gemachtigde. In deze e-mailberichten wordt uitdrukkelijk verwezen naar telefonisch contact eerder die dag met de secretaresse van mr. Aerts (Sandra) en naar het feit dat tijdens dat contact ook een termijn is gegund waarbinnen aanvullende gronden dienen te worden ingediend. Ter zitting heeft mr. Feijtel deze feitelijke gang van zaken bevestigd en heeft zij aangegeven dat in de bijlage bij de e-mailberichten de brief van
5 augustus 2020 was bijgevoegd, waarin aan eiser een termijn tot 24 september 2020 was gegund om het verzuim te herstellen. Eisers gemachtigde heeft echter betwist op 9 september 2020 een brief of e-mailbericht van Orionis te hebben ontvangen.
5.10.
De rechtbank volgt (de gemachtigde van) eiser niet in zijn stelling dat de boodschap dat hij een hersteltermijn had tot 24 september 2020 hem niet heeft bereikt. De rechtbank stelt vast dat – indien en voor zover eisers gemachtigde de brief van 5 augustus 2020 over de termijn voor het aanvullen van de bezwaargronden niet zou hebben ontvangen – er in ieder geval op 9 september 2020 contact is geweest met (de secretaresse van) gemachtigde over de termijn voor het aanvullen van de bezwaargronden. Dit contact vond zowel telefonisch als via e-mailberichten plaats. Het had op de weg van gemachtigde gelegen om het verzuim binnen de daarvoor door Orionis geboden termijn te herstellen. Nu dit niet is gebeurd, heeft Orionis eisers bezwaar op goede gronden op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaard. Bestreden besluit 2 kan dan ook in stand blijven en eisers beroep in zaak 20/9698 PW zal eveneens ongegrond worden verklaard.
6.
Conclusie
De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat de uitkomst van de zaken hetzelfde blijft.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 26 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb bepaalt, voor zover hier van belang, dat het bezwaarschrift de gronden van het bezwaar bevat.
Artikel 6:6 van de Awb bepaalt, voor zover hier van belang, dat, indien niet is voldaan aan artikel 6:5, het bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Participatiewet
Artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet bepaalt dat de belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplicht is naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, te verkrijgen, deze te aanvaarden en te behouden, waaronder begrepen registratie als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 30b, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
Artikel 18, eerste lid, van de Participatiewet bepaalt dat het college de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen afstemt op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende.
Het vierde lid, aanhef en onder a, van dit artikel bepaalt dat het college in ieder geval de bijstand verlaagt overeenkomstig het vijfde, zesde, zevende of achtste lid ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de verplichting tot het aanvaarden of het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.
Het negende lid van dit artikel bepaalt dat het college afziet van het opleggen van een maatregel, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Orionis Walcheren 2017(de Afstemmingsverordening)
Artikel 10, eerste lid, van de Afstemmingsverordening bepaalt dat, als een belanghebbende een verplichting als bedoeld in artikel 18 lid 4 van de wet niet of onvoldoende nakomt, de verlaging 100 procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bedraagt.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3258.