ECLI:NL:RBZWB:2022:236
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake compensatie transitievergoeding
Op 21 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposante tegen een eerdere uitspraak van 13 oktober 2021, waarin haar beroep tegen de beslissing op bezwaar van het UWV niet-ontvankelijk was verklaard. De opposante had beroep ingesteld tegen de beslissing van 5 mei 2021 van de Raad van bestuur van het UWV, die betrekking had op een compensatie voor een betaalde transitievergoeding en de terugvordering van het verschil met een eerder vastgestelde, hogere compensatie. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het beroepschrift te laat was ingediend, wat leidde tot de niet-ontvankelijk verklaring.
In de verzetzaak werd enkel beoordeeld of de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was. De opposante voerde aan dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, omdat zij hoopte in overleg met het UWV tot een herziene beslissing te komen. Door ziekte van de directeur was het echter niet mogelijk om het beroepschrift tijdig en compleet in te dienen. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het instellen van beroep wettelijk was bepaald en dat er geen zeer bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de niet-ontvankelijk verklaring rechtvaardigden.
De rechtbank concludeerde dat de opposante zelf verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van het beroepschrift en dat de door haar aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om de niet-ontvankelijk verklaring te weerleggen. Het verzet werd ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.