ECLI:NL:RBZWB:2022:2331
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Weigering van uitkering op grond van de Participatiewet en niet-ontvankelijkheid van het verzoek om voorlopige voorziening
Op 27 april 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker bezwaar had gemaakt tegen een besluit van de ISD Brabantse Wal. Dit besluit, genomen op 14 maart 2022, weigerde verzoeker een uitkering op grond van de Participatiewet toe te kennen. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij het niet eens was met de weigering van de uitkering.
Volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was een zitting in deze zaak niet noodzakelijk. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de Awb een verplichting tot betaling van griffierecht voorschrijft, zoals vastgelegd in artikel 8:82 in samenhang met artikel 8:41 van de Awb. Verzoeker is op 19 maart 2022 per aangetekende brief geïnformeerd over deze verplichting en is erop gewezen dat het griffierecht uiterlijk binnen twee weken betaald moest worden.
De voorzieningenrechter constateert echter dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen. Hierdoor is het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.