ECLI:NL:RBZWB:2022:231
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding in verband met afwijzing Wajong-uitkering
Op 19 januari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoeker en het UWV. De verzoeker had op 10 februari 2021 het UWV verzocht om schadevergoeding, nadat zijn zoon in het verleden een aanvraag voor een Wajong-uitkering had gedaan die was afgewezen. De verzoeker stelde dat hij schade had geleden omdat hij kosten had moeten maken voor de zorg en begeleiding van zijn zoon, die in verschillende instellingen was geplaatst. Hij was van mening dat als zijn zoon eerder een Wajong-uitkering had gekregen, hij minder kosten had hoeven maken en zijn zoon betere begeleiding had ontvangen.
Het UWV heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen, stellende dat er geen sprake was van een onrechtmatig besluit en dat de verzoeker geen belanghebbende was bij de besluiten die betrekking hadden op zijn zoon. De rechtbank oordeelde dat alleen degene die belanghebbende is bij het besluit, aangemerkt kan worden als belanghebbende in de zin van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat de verzoeker geen belanghebbende was bij de besluiten van 13 mei 2016 en 10 september 2018, die betrekking hadden op de aanspraken van zijn zoon op een uitkering. Hierdoor werd het verzoek om schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, en de verzoeker werd geadviseerd zijn schadeclaim aan de civiele rechter voor te leggen.
De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.M. van Hees, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.