ECLI:NL:RBZWB:2022:2305

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
02-345701-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met diefstal van goederen en harddrugs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 april 2022, is de verdachte beschuldigd van woninginbraak waarbij diverse goederen, waaronder harddrugs, zijn weggenomen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 14 april 2022, waar de officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft op 21 juli 2021 in Goirle een woning binnengekomen door middel van braak en heeft onder andere een spelcomputer, tablet, laptop en harddrugs weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van zeven maanden, rekening houdend met het strafblad van de verdachte. De verdediging pleitte voor een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte een gevangenisstraf van zes maanden rechtvaardigden. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij voor materiële schade toegewezen, maar verklaarde de vordering voor immateriële schade niet-ontvankelijk. De rechtbank legde de verdachte een schadevergoedingsmaatregel op en bepaalde dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/345701-21
vonnis van de meervoudige kamer van 28 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
thans gedetineerd in P.I. Dordrecht
raadsman mr. W.H.F.L Rademakers, advocaat te Dongen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 april 2022, waarbij de officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak waarbij hij diverse goederen heeft weggenomen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de stukken in het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 14 april 2022;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij] [2] ;
- het proces-verbaal van verhoor aangever [3] ;
- het proces-verbaal van verhoor van [naam] [4] .
Speed/drugs
Over de speed/drugs overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft ontkend dit uit de woning van aangever te hebben weggenomen, maar de rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Niet alleen aangever heeft dit in zijn nadere bevraging verklaard maar ook [naam] waar verdachte de ochtend van de inbraak samen mee was. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaringen te twijfelen. Bovendien heeft verdachte een drugsverleden waarin hij voorziet door het plegen van vermogensdelicten. Het een en ander in onderlinge samenhang bezien, maakt dat de rechtbank ook het wegnemen van de speed/drugs wettig en overtuigend bewezen acht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 21 juli 2021 te Goirle, in een woning gelegen aan de [adres 2] een spelcomputer (Playstation 4) en een tablet (Samsung) en een laptop (Asus) en een potje met (buitenlands) (munt)geld en een klopboormachine en een hoeveelheid speed/drugs, die aan [benadeelde partij] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zeven maanden. Zij houdt daarbij rekening met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij op 19 november 2021 is veroordeeld voor een groot aantal woning- en bedrijfsinbraken waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr) van toepassing is. Zij ziet echter geen aanleiding om af te wijken van het in dat vonnis door de rechtbank gehanteerde uitgangspunt van zeven maanden voor een woninginbraak. Gelet op de motivering van de rechtbank om af te wijken van het reclasseringsadvies, ziet zij ook nu geen aanleiding om een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden te eisen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat met de veroordeling van 19 november 2021 voor soortgelijke feiten artikel 63 Sr van toepassing is en verzoekt daarmee rekening te houden. Ook verzoekt de verdediging om ondanks het feit dat de rechtbank in de vorige zaak het reclasserings-advies niet heeft opgevolgd, dat nu alsnog te doen en aan verdachte een geheel of deels voorwaardelijke straf op te leggen met de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Dit vanwege de nog steeds geldende wens van verdachte om zijn gedrag duurzaam te veranderen waarbij hij professionele hulp en begeleiding in een strak kader nodig heeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan een woninginbraak waarbij hij diverse goederen en harddrugs heeft weggenomen. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor bewoners vaak zeer onaangenaam te leven met de wetenschap dat vreemden in hun woning zijn geweest en hun persoonlijke bezittingen hebben doorzocht. Door zo te handelen heeft verdachte bijzonder weinig respect getoond voor andermans eigendomsrecht en heeft hij op grove wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners. Verdachte heeft bij deze nare gevolgen kennelijk niet stil gestaan en enkel maar het belang van zijn eigen financiële gewin voor ogen gehad.
6.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het 37 pagina’s tellende strafblad van verdachte waarop vele veroordelingen wegens vermogensdelicten staan. De rechtbank gaat daarom bij de strafoplegging uit van veelvuldige recidive. Tevens blijkt hieruit dat artikel 63 Sr van toepassing is.
Verder constateert de rechtbank dat er in de onderhavige zaak geen reclasseringsrapport is opgesteld maar dat wel het in de zaak met parketnummer 02/197333-21 opgemaakte reclasseringsrapport is toegevoegd waarin een (deels) voorwaardelijke straf wordt geadviseerd met bijzondere voorwaarden.
6.3.3
De straf
Gebleken is dat verdachte zeer recentelijk, namelijk op 19 november 2021, is veroordeeld voor een reeks inbraken. Op grond van artikel 63 Sr gaat de rechtbank er in beginsel dan ook vanuit dat deze zaak meegenomen had kunnen worden bij die veroordeling. Gelet op de pleegdatum van onderhavige inbraak, lijkt deze bovendien onderdeel uit te maken van diezelfde reeks inbraken waarvoor verdachte in november is veroordeeld. Bij die veroordeling is onder meer vanwege de houding van verdachte en zijn strafblad afgeweken van het reclasseringsadvies en een kale gevangenisstraf van 32 maanden opgelegd. Hoewel verdachte opnieuw zijn wil tot gedragsverandering ter zitting heeft herhaald, ziet de rechtbank daarin op dit moment onvoldoende aanleiding om van de gedachtegang van de rechtbank bij het vonnis van 19 november 2021 af te wijken en nu alsnog een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden. Zij volgt bij de strafoplegging dan ook de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) die gelden voor veelvuldige recidive. Dit geldt temeer nu hulp en begeleiding ook via de penitentiaire inrichting kan worden opgestart en na invrijheidstelling op vrijwillige basis zou kunnen worden voortgezet.
Omdat de rechtbank wel begrijpt dat het voor verdachte belastend is dat deze zaak niet bij de vorige zaak is meegenomen en hij nu opnieuw moet voorkomen voor een feit uit dezelfde reeks inbraken, zal zij daarmee rekening houden in de hoogte van de op te leggen straf. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van zes maanden passend en geboden is.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van € 548,80 bestaande uit een bedrag van € 168,80 wegens materiële schade en een bedrag van € 380,- wegens immateriële schade.
Materiele schade
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding wegens materiële schade is voldoende onderbouwd en acht de rechtbank daarom toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten 21 juli 2021.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Immateriële schade
Immateriële schade kan worden toegekend als het slachtoffer door het gepleegde feit in zijn persoon is aangetast. Die aantasting kan bestaan uit lichamelijk letsel, het geschaad zijn in eer of goede naam of andere aantasting in de persoon. De rechtbank stelt vast dat van de eerste twee situaties in dit geval geen sprake is. Voor een aantasting in de persoon op andere wijze, moet sprake zijn van naar objectieve maatstaven vast te stellen geestelijk letsel. Dat geestelijk letsel moet zijn onderbouwd met stukken waaruit dat blijkt volgens in de psychiatrie of psychologie gebruikte classificatiesystemen. Daarvan is dit geval niet gebleken. Het meer of minder psychisch onbehagen dat uit de onderbouwing van de vordering naar voren komt, kan niet worden aangemerkt als geestelijk letsel en levert aldus geen grond op voor vergoeding van immateriële schade. De rechtbank verklaart de benadeelde partij daarom voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat dit deel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zes maanden;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van € 168,80, ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 21 juli 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] , € 168,80 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 21 juli 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling drie dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter, mr. M. van de Wetering en mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 april 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2021192644 van de politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 t/m 71.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij] , eindproces-verbaal p. 5.
3.Het proces-verbaal van verhoor aangever, eindproces-verbaal p. 7
4.Het proces-verbaal van verhoor van [naam] , eindproces-verbaal p. 54.