ECLI:NL:RBZWB:2022:2304

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
02-041400-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van gereedschap uit auto met vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke ISD-maatregel

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 april 2022, is de verdachte beschuldigd van diefstal van gereedschap uit een auto. De feiten zijn als volgt: op 17 februari 2022 heeft de verdachte, die thans gedetineerd is in P.I. Middelburg, zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een gereedschapskoffer, een bouwlamp en een bandenzaag, die toebehoorden aan de aangever. De verdachte heeft tijdens de zitting van 14 april 2022 een bekennende verklaring afgelegd, en de rechtbank heeft geoordeeld dat het feit wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest van 71 dagen gevorderd, met de toevoeging van de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel. De verdediging pleitte voor een gevangenisstraf van drie maanden en vroeg om afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ernst van het feit en de recidive van de verdachte een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, omdat de verdachte zich opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit voor het einde van de proeftijd.

De rechtbank heeft in haar beslissing rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, dat vele veroordelingen wegens vermogensdelicten bevat, en met de hoge recidiverisico's die door de reclassering zijn vastgesteld. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel toegewezen, omdat de verdachte zijn laatste kans heeft verspeeld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-041400-22 + 02-143867-20 (tul) + 02-312931-20 (tul) +
20-001307-19 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 28 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
thans gedetineerd in P.I. Middelburg
raadsman mr. M.R.J. Schönfeld, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 april 2022, waarbij de officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal uit een auto.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit gelet op de stukken in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht het tenlastegelegde eveneens wettig en overtuigend bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 14 april 2022 en afgelegd tijdens de raadkamer gevangenhouding van 2 maart 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever]
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 17 februari 2022 te Breda
- een gereedschapskoffer (inhoudende diverse gereedschappen, merk Festool) en
- een bouwlamp (Festool) en
- een bandenzaag met accu (Husqvarna), die aan [aangever] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op het moment van de einduitspraak, te weten 71 dagen met aftrek. Hoewel de strafvorderingsrichtlijnen een gevangenisstraf van drie maanden adviseren, wijkt zij daar toch vanaf. Dit omdat zij ook de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (verder: ISD-maatregel) vordert, nu het niet is gelukt om binnen het ambulante kader tot gedragsverandering bij verdachte te komen. Van de overige twee vorderingen tot tenuitvoerlegging vordert zij afwijzing. Mocht de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel niet toewijzen, dan vordert de officier van justitie een straf conform de strafvorderingsrichtlijnen en toewijzing van de overige twee vorderingen tot tenuitvoerlegging.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit een gevangenisstraf conform de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) op te leggen, te weten een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Daarnaast wordt gevraagd de twee vorderingen tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen toe te wijzen. Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel wordt gevraagd deze af te wijzen en de proeftijd met één jaar te verlengen. Dit omdat tijdens de uitvoering van de bijzondere voorwaarden nog niet tot de kernproblematiek van verdachte is gekomen. Op deze manier heeft verdachte genoeg tijd om zichzelf geestelijk en lichamelijk op orde te krijgen om daarna met de reclassering de draad weer op te pakken. Wanneer de rechtbank toch tot toewijzing overgaat van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel dan bepleit de verdediging deze maatregel tot een jaar te beperken en indien de rechtbank besluit tot een tenuitvoerlegging van twee jaar om daarbij een tussentijdse toets te bepalen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich op klaarlichte dag schuldig gemaakt aan diefstal van gereedschappen uit een auto. Hij heeft dat naar eigen zeggen uit wraak gedaan omdat hij zich gekrenkt voelde door het bedrijf waarvoor hij heeft gewerkt. Hij verkeerde in de veronderstelling dat de eigenaar van de gereedschappen bij dit bedrijf in dienst was. Door het wegnemen van de spullen wilde hij het bedrijf terugpakken. Met het plegen van dit feit heeft verdachte overlast en financiële schade voor het slachtoffer veroorzaakt. Het feit getuigt niet alleen van brutaliteit van verdachte door dit op klaarlichte dag nabij een bouwplaats te plegen maar ook van een ernstig gebrek aan respect voor andermans eigendommen. Verdachte heeft bij deze gevolgen kennelijk niet stil gestaan en enkel maar het belang van zijn eigen gevoelens en mogelijk financieel gewin voor ogen gehad.
6.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met het 22 pagina’s tellende strafblad van verdachte waarop vele veroordelingen wegens vermogensdelicten staan. De rechtbank gaat daarom bij de strafoplegging uit van veelvuldige recidive. Ook blijkt hieruit dat verdachte in diverse proeftijden van voorwaardelijk opgelegde straffen liep.
De rechtbank houdt ook rekening met voortgangsverslag van de reclassering van 8 april 2022 dat is opgesteld in de zaken met parketnummers 02-143867-20 en 02-312931-20 en dat ziet op de periode van april 2021 tot en met heden. Ook heeft zij kennis genomen van het emailbericht van 28 februari 2022 van mevrouw [naam] van de reclassering. Hierin komt kort samengevat naar voren dat bij verdachte sprake is van een hardnekkige cocaïneverslaving, die ook in directe relatie tot delictgedrag staat. Verdachte erkent dat ook. Sinds begin 2020 wordt hij begeleid en behandeld door Novadic-Kentron. Vanaf die periode tot aan heden zijn er verschillende (behandel)trajecten ingezet inclusief een klinische opname voor de duur van zes weken maar tot op heden heeft dat niet tot het gewenste resultaat geleid, namelijk het bewerkstelligen van gedragsverandering. Verdachte heeft, tot wat binnen zijn mogelijkheden hoort, meegewerkt aan de behandeling maar wat volgens de behandelaar daadwerkelijk nodig is voor een gedragsverandering, is niet mogelijk gebleken middels een ambulant forensisch kader. Gedacht werd dat een drugsverbod, stabiele huisvesting en een goede relatie met partner en zoon en een voorwaardelijke ISD-maatregel extra motivatie zou zijn om recidive op langere termijn te verminderen, maar dat is niet voldoende is gebleken. Het recidiverisico wordt dan ook als hoog tot zeer hoog ingeschat.
Ter zitting heeft [naam] nog toegelicht dat bij verdachte sprake is van onderliggende problematiek in verband met zijn verleden en dat de drugsverslaving een gevolg is van de coping door verdachte. Ook het gokgedrag waarover verdachte ter zitting heeft verklaard is een vorm van coping. Aan de onderliggende problematiek is binnen de huidige kaders niet toegekomen, omdat verdachte dit steeds heeft afgehouden. [naam] heeft aangegeven dat dit in een strakker en meer gestructureerd kader wellicht wel kan worden behandeld. Zij staat dan ook achter de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel staat.
6.3.3
De straf
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van verdachte. Verdachte is ondanks de drie proeftijden waarin hij liep, welbewust overgegaan tot het plegen van het bewezen verklaarde feit. Verdachte voelde zich gekrenkt en heeft vervolgens een aantal dagen nagedacht over hoe hij wraak kon nemen. Hoewel verdachte met name door de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel dus fors was gewaarschuwd, is dat toch onvoldoende gebleken om verdachte te motiveren tot daadwerkelijke gedragsverandering. Met het oog op de hierna toe te wijzen vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel, acht de rechtbank als straf voor het bewezen verklaarde een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend en geboden.

7.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

7.1
Parketnummer 02-312931-20
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel voor de duur van twee jaar die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 26 maart 2021 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Over deze voorwaardelijk opgelegde maatregel blijkt uit het vonnis van 26 maart 2021 dat de rechtbank daarmee verdachte ervan heeft willen doordringen dat het een laatste kans betrof om een stabiel leven te krijgen en dat verdachte dat ook inzag. Deze forse waarschuwing heeft verdachte er toch niet van kunnen weerhouden om opnieuw de fout in te gaan. Volgens de reclassering zijn de mogelijkheden om het recidivegevaar binnen het ambulante kader te beperken inmiddels uitgeput. Op grond van het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte zijn laatste kans heeft verspeeld en wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe. Dat binnen het ambulante kader niet tot de kern van de problematiek van verdachte is doorgedrongen, maakt dit niet anders. Gelet op de tijd die doorgaans nodig is om goede stappen te kunnen zetten binnen de ISD-maatregel, acht de rechtbank beperking van de duur met een jaar niet aangewezen. Evenmin ziet zij aanleiding om op voorhand een tussentijdse toets te bepalen. Desgewenst kan daartoe altijd een verzoek worden ingediend.
7.2
Parketnummer 02-143867-20
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van twee maanden gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 11 juni 2020 ten uitvoer moet worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten, omdat zij hiervoor de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel heeft toegewezen. Het daarnaast ook tenuitvoerleggen van de twee maanden voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, schiet naar haar oordeel zijn doel voorbij.
7.3
Parketnummer 20-001307-19
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 25 dagen gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 15 september 2020 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten, omdat zij hiervoor de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel heeft toegewezen. Het daarnaast ook tenuitvoerleggen van de 25 dagen voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, schiet naar haar oordeel zijn doel voorbij.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 71 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vorderingen tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van 26 maart 2021 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-312931-20
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 02-143867-20 af;
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 20-001307-19 af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.G.F. Vliegenberg, voorzitter, mr. A. Hello en mr. M. van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 april 2022.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2022042947 van de politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 t/m 53.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 17 februari 2022, eindproces-verbaal p. 4.