ECLI:NL:RBZWB:2022:2284
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een supermarkt in Tilburg
Op 29 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg over de vastgestelde WOZ-waarde van een supermarkt. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] in Tilburg, vastgesteld op € 2.588.000,00 voor het kalenderjaar 2020. De belanghebbende, gebruiker van de supermarkt, maakte bezwaar tegen deze vaststelling en stelde dat de waarde maximaal € 2.358.000,00 zou moeten zijn. In de uitspraak op bezwaar van 29 juni 2020 verklaarde de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond, waarna de belanghebbende beroep instelde.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 18 maart 2022, waarbij de belanghebbende werd vertegenwoordigd door [naam 2 gemachtigde] en de heffingsambtenaar door [naam verweerder] en taxateur [naam taxateur]. De rechtbank oordeelde dat partijen het niet eens waren over de hoogte van de huurwaardekapitalisatiefactor, die essentieel is voor de waardebepaling van de supermarkt. De heffingsambtenaar hanteerde een factor van 16,2, terwijl de belanghebbende deze op 10,7 wilde vaststellen. De rechtbank volgde de heffingsambtenaar in zijn redenering en concludeerde dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij de uitspraak, waarin de methoden voor waardebepaling van onroerende zaken worden uiteengezet.