In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 26 april 2022, wordt de zaak behandeld van eiseres die een Wajong-uitkering heeft aangevraagd. Het UWV heeft haar aanvraag op 18 juni 2019 afgewezen, en het bezwaar tegen deze afwijzing is op 24 januari 2020 ongegrond verklaard. Eiseres, die onder bewind staat, heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Tijdens de zitting op 16 maart 2022 was eiseres aanwezig, maar het UWV was niet vertegenwoordigd vanwege een interne miscommunicatie.
De rechtbank overweegt dat het UWV niet heeft getoetst of eiseres op haar 18e verjaardag en in de tien daaropvolgende jaren duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had. Dit leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit lijdt aan een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. De rechtbank stelt het UWV in de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen binnen zes weken. Eiseres heeft psychische problematiek en stelt dat zij vanaf haar 18e levensjaar tot 2016 niet heeft gewerkt, wat haar recht op een Wajong-uitkering zou kunnen onderbouwen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de aanvraag en de rol van de bewindvoerder in het proces. De rechtbank zal de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand laten, afhankelijk van het herstel van het besluit door het UWV.