Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 25 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 11 april 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M. Jansen, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een poging tot doodslag of zware mishandeling van een aangever, die verklaarde dat hij door de verdachte in zijn rug was gestoken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er zich op 31 augustus 2021 een geweldsincident heeft voorgedaan, waarbij de aangever een steekwond in zijn rug opliep. De officier van justitie meende dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de schuld van de verdachte, terwijl de verdediging aanvoerde dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever kritisch beoordeeld, waarbij zij constateerde dat deze inconsistent en tegenstrijdig waren. De verdachte ontkende de beschuldigingen en zijn verklaring werd als betrouwbaar beschouwd.
De rechtbank concludeerde dat er te veel twijfel bestond over de betrokkenheid van de verdachte bij het incident. Er was geen forensisch bewijs of getuigenverklaringen die de beschuldigingen konden ondersteunen. Gezien de onduidelijkheden in de verklaringen van de aangever en de consistente ontkenning van de verdachte, heeft de rechtbank geoordeeld dat niet overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het tenlastegelegde feit had gepleegd. De verdachte werd dan ook vrijgesproken van de beschuldigingen.