ECLI:NL:RBZWB:2022:2247
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen definitieve vaststelling kinderopvangtoeslag
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen over de kinderopvangtoeslag. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin de kinderopvangtoeslag over 2018 definitief was vastgesteld op € 2.633,- en een te veel ontvangen voorschot van € 739,- moest worden terugbetaald. Het bezwaar werd door de Belastingdienst/Toeslagen niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend. De eiseres had op 19 april 2021 bezwaar gemaakt, terwijl de termijn voor het indienen van bezwaar zes weken na het primaire besluit van 13 februari 2021 verstreek.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 14 april 2022, waarbij de eiseres en haar gemachtigde niet aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet tijdig bezwaar had gemaakt en dat de omstandigheden die zij aanvoerde, namelijk de ziekte van een familielid, niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst/Toeslagen het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard en verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.