ECLI:NL:RBZWB:2022:2245
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag tegemoetkoming NOW-4 door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, die een uitzendbureau exploiteert, en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op grond van de vierde tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW-4) vanwege een verwacht omzetverlies van 80% in het derde kwartaal van 2021. De minister heeft deze aanvraag op 6 augustus 2021 afgewezen, omdat er geen loonaangifte was gedaan over de maand februari 2021, wat noodzakelijk was voor de beoordeling van de aanvraag. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 7 september 2021 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 14 april 2022 was de minister vertegenwoordigd door mr. H.J.J. Verhoeven van het UWV, terwijl eiseres niet aanwezig was. De rechtbank heeft overwogen dat de NOW-regelingen niet bedoeld zijn als een alomvattende regeling en dat de strikte toepassing van de peildatum van 15 april 2021 niet onredelijk is. Eiseres stelde dat door omstandigheden, zoals een overstap van boekhouder en een corona-uitbraak, de aangifte te laat was ingediend. De rechtbank oordeelde echter dat de verantwoordelijkheid voor een tijdige aangifte bij eiseres ligt, ook al werd gebruik gemaakt van een accountant.
De rechtbank concludeerde dat de minister op goede gronden de aanvraag voor de tegemoetkoming heeft afgewezen, omdat er op de peildatum geen loongegevens bekend waren. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.