4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Inleiding
Op woensdag 26 augustus 2020, omstreeks 18.20 uur, werd er door verdachte melding gemaakt van het feit dat hij op het adres [adres] in Middelburg per ongeluk iemand had neergeschoten. Naar aanleiding van deze melding werd er een onderzoek ingesteld. Voor het portiek van de betreffende woning werd verdachte aangetroffen. In de woning werd in de slaapkamer naast het bed een zwaargewonde, niet-aanspreekbare, jonge vrouw aangetroffen. Voor het bed, in de spiegel van een kledingkast, werd een vermoedelijke kogelinslag aangetroffen. Op een eettafel in de woonkamer lag een vuurwapen. Met behulp van ambulance- en brandweerpersoneel werd de vrouw uit de woning gehaald en met spoed overgebracht naar het [ziekenhuis] in Rotterdam waar zij in kritieke toestand werd opgenomen.
Het staat niet ter discussie dat verdachte het vuurwapen in zijn hand had en de trekker heeft overgehaald, waarna het slachtoffer door een kogel in haar hoofd werd geraakt. Vastgesteld moet worden wat de precieze toedracht is geweest en of verdachte zich, gelet op die toedracht, schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld.
Tijdlijn
Uit het onderzoek aan de telefoons van verdachte en het slachtoffer blijkt dat zich op 26 augustus 2020 de volgende gebeurtenissen hebben voorgedaan.
- Om 14.56 uur heeft het slachtoffer een telefoongesprek gevoerd met de [gemeente] over een zojuist ontvangen parkeerboete. Er werd op een rustige manier en toon door het slachtoffer gesproken. De juiste afdeling bleek momenteel niet bereikbaar. Het slachtoffer zou nog worden terug gebeld.
- Om 15.09 uur is er met de telefoon van het slachtoffer gezocht op YouTube naar termen gerelateerd aan het schoonmaken van een wapen. Er is onder andere gezocht op
‘pistol cola’ en ‘rusty gun barrel cleaning’.
- Om 15.36 uur is er met de telefoon van verdachte een onbeantwoorde oproep uitgegaan naar het telefoonnummer van [bedrijf] . Ook is er rond dit moment met de telefoon van verdachte gezocht naar termen gerelateerd aan sneakers en is een aantal websites gerelateerd aan sneakers bezocht.
- Om 15.58 uur en 16.00 uur is met de telefoon van het slachtoffer twee keer gebeld naar 112. Beide oproepen zijn geannuleerd.
- Om 16.03 uur heeft de telefoon van verdachte het adres [adres] in Middelburg verlaten.
- Om 18.09 uur is de telefoon van verdachte weer terug op het adres [adres] in Middelburg.
Om 18:17 uur heeft verdachte 112 gebeld.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer door haar hoofd heeft geschoten, maar dat het een ongeluk was. Toen verdachte eerder die middag het vuurwapen tevoorschijn haalde, zag hij dat het wapen een beetje verroest was. Hij heeft schoonmaakdoekjes gepakt en geprobeerd de roest met die doekjes van het wapen te halen. Tijdens het schoonmaken heeft verdachte af en toe de loop naar achter gehaald. Daarna liet hij het wapen klikken. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij met het ‘naar achter halen van de loop’ het naar achter halen van de slede bedoelt en met ‘klikken’ de trekker overhalen. Het wapen werkte echter niet goed. De slede bleef naar achter staan en de hamer bleef hangen als verdachte de trekker overhaalde. Deze handelingen verrichtte verdachte toen hij bij de tafel in de woonkamer stond. De handelingen herhaalde hij vier of vijf keer. Na de laatste keer had verdachte het magazijn weer in het vuurwapen gedaan en is hij even op de bank gaan zitten. Een paar minuten later is hij gaan kijken of het vuurwapen nog stroef was. Hij haalde de slede naar achteren. Doordat er een paar minuten tussen zat, was verdachte vergeten dat het magazijn weer in het wapen zat. Bij het vasthouden van het wapen en het naar achter halen van de slede merkte hij dat niet. Het slachtoffer zat op het bed om haar schoenen aan te doen. Verdachte stond op dat moment bij de deur van de woonkamer naar de slaapkamer. Na het naar achter halen van de slede haalde verdachte wederom de trekker over. Er was een knal, de kogel kwam tegen het glas van de spiegel en het slachtoffer viel naar voren. Het schot is gelost een minuut voordat verdachte voor het eerst naar 112 belde (15:58 uur).
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van verdachte op bepaalde punten wordt ondersteund door objectieve bewijsmiddelen. Zo blijkt uit onderzoek naar het vuurwapen dat dit mankementen vertoonde die passen bij de verklaring van verdachte. Ook is er roest op het vuurwapen aangetroffen. Ter zitting is door de deskundige bevestigd dat als de slede van het vuurwapen naar achteren werd getrokken, deze dan in de achterste stand bleef staan. Dat gebeurde bij het wapenonderzoek vrij consequent. Bij het overhalen van de trekker viel de hamer een paar millimeter naar voren, terwijl deze normaal helemaal naar voren hoort te gaan. De hamer bleef hangen. Daarnaast is door de deskundige ter zitting verklaard dat, gelet op de kenmerken van het betreffende wapen zoals het gewicht, de vorm van de greep van het vuurwapen als het magazijn in de greep is geplaatst en het gevoel in de hand met of zonder magazijn, niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat iemand bij het ter hand nemen van het wapen had moeten merken dat het magazijn er weer in zat. Ook wordt de verklaring van verdachte ondersteund door de zoektermen op YouTube over het schoonmaken van een vuurwapen, die in de telefoon van het slachtoffer werden terug gevonden, en de in de woning van het slachtoffer gevonden gebruikte schoonmaakdoekjes.
Daarnaast blijkt dat verdachte tegen anderen heeft gezegd dat het een ongeluk was en dat hij met het vuurwapen aan het spelen was.
Verklaring van het slachtoffer
Tegenover de verklaring van verdachte staat de verklaring van het slachtoffer. Zij is eind oktober 2020 ontwaakt uit haar coma. Het slachtoffer heeft vervolgens tegenover de politie in november 2020 over de betreffende dag verklaard dat ze in haar slaapkamer stond en toen ineens weg was; toen ‘ging het licht uit’. Ze denkt dat zij en verdachte daarvoor ruzie hadden want, zo verklaart zij, anders zou iemand zoiets niet doen. De ruzie zou zijn gegaan om een ander meisje. Bij de rechter-commissaris heeft het slachtoffer in mei 2021 verklaard dat er tussen haar en verdachte ruzie was naar aanleiding van het telefoongesprek dat zij met de gemeente had over de parkeerboete die zij zojuist had ontvangen. Ze schreeuwden tegen elkaar. Verdachte heeft haar toen geslagen, waarna ze hem terug sloeg. Het slachtoffer kan zich niet herinneren dat ze is neergeschoten.
Uit de verklaringen van het slachtoffer blijkt dat zij zich tijdens het afleggen van haar eerste verklaring in november 2020 weinig kon herinneren van hetgeen er tussen haar en verdachte is voorgevallen voorafgaand aan het geloste schot. Bij de rechter-commissaris in mei 2021 herinnerde zij zich wat meer, maar deels ook andere omstandigheden dan zij in november 2020 heeft genoemd. De rechtbank stelt daarnaast vast dat het slachtoffer ernstig blijvend letsel aan het voorval heeft overgehouden, waaronder hersenschade. De rechtbank zal dan ook terughoudend en behoedzaam met de verklaringen van het slachtoffer om moeten gaan.
Waar de verklaring van verdachte op bepaalde punten wordt ondersteund door objectieve bewijsmiddelen, geldt dat niet voor de verklaring van het slachtoffer. Het dossier bevat geen andere bewijsmiddelen die de verklaring van het slachtoffer ondersteunen dat er vlak voorafgaand aan het afvuren van het vuurwapen door verdachte sprake is geweest van een ruzie. Zo blijkt uit de hiervoor weergegeven tijdlijn dat er na het telefoongesprek met de gemeente over de parkeerboete door verdachte is gezocht naar sneakers en is gebeld naar [bedrijf] . Ook blijkt uit het gesprek met de gemeente dat het slachtoffer nog zou worden terug gebeld, omdat de medewerkers van parkeerbeheer niet bereikbaar waren. Deze omstandigheden duiden er niet op dat er een ruzie is ontstaan tussen verdachte en het slachtoffer naar aanleiding van haar telefoongesprek met de gemeente.
Conclusie
Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat er sprake was van een conflict tussen verdachte en het slachtoffer vlak voorafgaand aan het schietincident. De feitelijke gang van zaken tussen iets voor 15.00 uur en 16.00 uur, zoals blijkt uit de hiervoor weergegeven tijdlijn, vormt eerder een contra-indicatie voor een conflict tussen verdachte en het slachtoffer op dat moment. De rechtbank zal gelet daarop de verklaring van verdachte met betrekking tot de wijze waarop het vuurwapen is afgegaan als uitgangspunt nemen bij de verdere beoordeling. De rechtbank gaat uit van het scenario dat verdachte het vuurwapen aan het schoonmaken is geweest, waarbij hij meerdere malen de slede naar achteren haalde en de trekker overhaalde. Daarna heeft hij op enig moment het magazijn weer terug in het vuurwapen gedaan en is hij even op de bank gaan zitten. Vervolgens heeft hij het vuurwapen weer opgepakt, waarbij hij zich er niet bewust van is geweest dat het magazijn weer in het vuurwapen zat en het geladen was. Daarna heeft hij bij een soortgelijke handeling als hiervoor genoemd de trekker overgehaald.
De rechtbank neemt daarom aan dat verdachte een vergissing heeft begaan. Hij meende dat het vuurwapen niet geladen was op het moment dat hij de laatste keer de trekker overhaalde.
Het primair ten laste gelegde
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte bewust en gericht op het hoofd van het slachtoffer heeft geschoten en daarmee heeft gehandeld met vol opzet op het beroven van het leven van het slachtoffer.
Voorwaardelijk opzet
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of sprake is van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, in dit geval het intreden van de dood, is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De rechtbank is van oordeel dat met het overhalen van de trekker van een geladen vuurwapen in een kleine ruimte waar zich ook een ander persoon bevindt, de aanmerkelijke kans bestaat dat die andere persoon hierdoor dodelijk zal worden getroffen. Uit de verklaring van verdachte, van welke verklaring de rechtbank uitgaat, volgt echter dat verdachte zich niet bewust is geweest van het risicovolle van zijn gedragingen. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer bewust heeft aanvaard. De rechtbank is daarmee van oordeel dat er ook geen sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer en zal verdachte vrijspreken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Nadat verdachte het schot heeft gelost, waarbij hij het slachtoffer in haar hoofd heeft geraakt, heeft verdachte zonder hulp voor haar in te schakelen de woning verlaten, waarbij hij zowel zijn eigen telefoon als de telefoon van het slachtoffer heeft meegenomen. Hij is meer dan twee uur later pas weer terug gekomen naar de woning en heeft ook pas meer dan twee uur na het schot telefonisch contact gehad met 112. In de tussentijd is hij rond gaan rijden en heeft hij gebeld met een oom, zijn vriendin en zijn moeder. Het handelen van verdachte in de periode na het geloste schot maakt echter geen onderdeel uit van de tenlastelegging, waar de rechtbank bij haar beoordeling van het bewijs aan gebonden is. Daardoor heeft de rechtbank het handelen van verdachte in deze periode dan ook niet bij de beoordeling van het bewijs van de poging tot doodslag kunnen betrekken.
Het subsidiair ten laste gelegde
Verdachte wordt subsidiair verweten dat het aan zijn schuld te wijten is dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. Voor het aannemen van schuld als delictsbestanddeel in de zin van artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht moet ten minste sprake zijn van een verwijtbare, aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Een bepaalde mate van onachtzaamheid, onvoorzichtigheid of onoplettendheid, dan wel roekeloosheid moet aanwezig zijn. Dat betekent dat verdachte niet alleen anders moest handelen maar ook anders kon handelen. Een en ander wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is voorts afhankelijk van het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Tevens moet komen vast te staan dat tussen de handelingen van verdachte en het letsel bij het slachtoffer voldoende oorzakelijk verband bestaat.
Ten laste gelegde feitelijke gedragingen
De rechtbank zal in de eerste plaats moeten vaststellen of de aan verdachte ten laste gelegde gedragingen bewezen kunnen worden verklaard. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte met een geladen vuurwapen heeft gespeeld, een geladen vuurwapen heeft geprobeerd
schoon te maken, een geladen vuurwapen in de richting van het hoofd van het slachtoffer heeft gericht en de trekker van dat vuurwapen heeft overgehaald, zonder zich ervan vergewist te hebben of het vuurwapen geladen was. De rechtbank acht de onder het subsidiaire feit ten laste gelegde gedragingen bewezen.
Zwaar lichamelijk letsel
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het slachtoffer een schotverwonding in het hoofd heeft opgelopen. Het schedelhersentrauma zoals gediagnosticeerd kan beschouwd worden als acuut levensbedreigend. De rechtbank kwalificeert het ontstane letsel als zwaar lichamelijk letsel.
Roekeloosheid
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of verdachte met de bewezenverklaarde gedragingen een zorgvuldigheidsnorm heeft overtreden. De rechtbank stelt voorop dat van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm slechts in uitzonderlijke gevallen sprake is. Daarbij verdient opmerking dat ‘roekeloosheid’ in de zin van de wet een specifieke betekenis heeft die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder ‘roekeloos’ wordt verstaan. Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid zal de rechtbank zodanige feiten en omstandigheden moeten vaststellen dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn, waarbij verdachte vervolgens op zeer lichtzinnige wijze ervan uit is gegaan dat deze risico’s zich niet zullen realiseren.
Zoals hiervoor vastgesteld, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte zich niet bewust is geweest van de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer. Op grond daarvan kan evenmin worden bewezen dat bij verdachte sprake is geweest van de bewustheid van het risico op ernstige gevolgen, waarbij op zeer lichtzinnige wijze ervan wordt uitgegaan dat dit risico zich niet zal verwezenlijken. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde bestanddeel roekeloosheid.
Schuld in de zin van onvoorzichtigheid, onachtzaamheid, nalatigheid of onoplettendheid
De rechtbank stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat het gebruik van vuurwapens ernstige risico’s met zich brengt. Verdachte heeft zich niet verdiept in welke maatregelen noodzakelijk waren om de risico’s dat het vuurwapen af zou gaan in te perken. Hij heeft het magazijn in het vuurwapen gedaan en heeft op enig moment het vuurwapen in de richting van een vitaal lichaamsdeel van het slachtoffer gericht, namelijk het hoofd, en de trekker overgehaald, zonder voorafgaand te controleren of het vuurwapen ongeladen was. Verdachte had redelijkerwijze anders kunnen en moeten handelen. Bovendien had verdachte kunnen en moeten voorzien dat een ander zou kunnen worden geraakt. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op die handelingen van verdachte, hij onaanvaardbare risico’s heeft genomen, waardoor de schotverwonding in het hoofd van het slachtoffer aan zijn schuld te wijten is.
Causaliteit
De rechtbank stelt vast dat het de gedragingen van verdachte zijn die hebben geleid tot het zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer en dat er daarmee ook aan de eis van voldoende oorzakelijk verband wordt voldaan.
De rechtbank is op basis van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en acht daarbij sprake van zeer onvoorzichtig, onachtzaam, nalatig en onoplettend handelen.
Feit 2
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en het aan het vuurwapen verrichte onderzoek acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van een pistool. Gelet op het strafblad van verdachte kan eveneens worden bewezen dat hij minder dan vijf jaar geleden onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen al een aantal maanden in zijn bezit had. Daarom komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de periode zoals ten laste is gelegd.