6.3Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veelvuldig seksueel binnendringen van en het plegen van diverse andere ontuchtige handelingen met zijn dochter [naam 1] . Dit seksueel misbruik vond plaats gedurende een periode van ruim twee jaar, waarin [naam 1] bij aanvang dertien jaar oud was en vijftien toen het stopte. Het seksueel binnendringen, dat begon met vingeren, maar overging in geslachtsgemeenschap, heeft wekelijks gedurende ruim twee jaar plaatsgevonden. Het stopte pas doordat [naam 1] de woning van haar vader heeft verlaten om naar haar moeder te gaan en niet meer is teruggekeerd. Met dit handelen heeft verdachte op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [naam 1] .
Verdachte heeft zelf diverse malen naar voren gebracht dat hij met zijn handelen [naam 1] wilde helpen, dat hij het voor haar deed en niet ter bevrediging van zijn eigen behoeftes. De rechtbank heeft op basis van het dossier en haar indruk van verdachte ter zitting een beeld dat hier lijnrecht tegenover staat. Verdachte heeft [naam 1] omschreven als het kind van de rekening van de scheiding tussen hem en de moeder van [naam 1] , de relaties van haar moeder, het gebrek aan aandacht en loverboyproblematiek. Daarom had verdachte in overleg met en instemming van haar moeder zich in februari 2018 over [naam 1] ontfermd. Verdachte heeft verklaard toen te hebben gezegd dat hij geen relatie meer zou aangaan zolang [naam 1] bij hem zou wonen omdat [naam 1] alle aandacht nodig had. Maar het helpen en aandacht geven is in werkelijkheid een berekenende manier gebleken om [naam 1] voor het genot van verdachte in te palmen als zijn sekspartner. Ter zitting heeft verdachte over zijn relatie met [naam 1] verklaard dat hij deze zag als een horizontale relatie, zoals die tussen een volwassen man en vrouw, en niet als een verticale relatie, zoals die tussen een ouder en zijn (minderjarig) kind. Op die wijze heeft verdachte zijn plicht als vader om [naam 1] in haar kwetsbare positie de juiste zorg te bieden op ernstige wijze geschonden.
[naam 1] heeft in haar slachtofferverklaring bevestigd dat zij, terugkijkend, bijna het leven leefde van verdachtes vrouw in plaats van zijn dochter. Ondanks dat verdachte haar een paar keer heeft gezegd zichzelf wat aan te zullen doen, is zij blij toch aangifte te hebben gedaan. Vanuit de zwarte kant die zij heeft naar verdachte hoopt zij dat hij eerlijk wordt gestraft. Tegelijkertijd hoopt zij uiteindelijk een manier te vinden om oké met elkaar te zijn, omdat wat zij de witte kant noemt doorbroken is, waardoor er ineens geen contact meer was. Zij mist de steun van verdachte bij wat zij doormaakt, maar wil tegelijkertijd niet dat de zwarte kant minder erg wordt gemaakt en dat verdachte wordt beloond voor het traject dat zij zelf nu doorloopt.
De persoon van verdachte
Verdachte heeft desgevraagd gereageerd op de slachtofferverklaring van [naam 1] . Zijn reactie was dat de verklaring door anderen was opgesteld en dat hij een half uur nodig had om alle onwaarheden daarin te bespreken. De rechtbank kan niet anders dan constateren dat de reactie van verdachte op geen enkele wijze enig begrip inhoudt voor het leed dat hij zijn dochter heeft aangedaan en voor de gevolgen die zij hierdoor heeft ondervonden en nog zal ondervinden. Daarmee neemt verdachte niet de verantwoordelijkheid voor wat hij [naam 1] heeft aangedaan, zelfs niet voor het deel van het seksueel misbruik dat hij heeft toegegeven. De door verdachte in zijn laatste woord genoemde spijt en excuses komen op de rechtbank dan ook niet oprecht over.
Over verdachte is op 4 juni 2021 een Pro Justitiarapportage opgesteld door GZ-psycholoog [psycholoog] . De psycholoog concludeert dat verdachte niet lijdt aan een ziekelijke stoornis, verstandelijke handicap of psychogeriatrische aandoening. Geadviseerd wordt om verdachte de feiten volledig toe te rekenen. Er was sprake van bewust overwogen en gepland handelen en van volledig besef van de wederrechtelijkheid daarvan. Verdachte beschikte over volledige wilsvrijheid en keuzevrijheid van handelen. Hij had een adequater gedragsalternatief kunnen kiezen of het bewuste gedrag kunnen nalaten. De psycholoog schat het recidiverisico in als laag. Het delictgedrag heeft namelijk in een specifieke context plaatsgevonden en verdachte kan worden beschouwd als gelegenheidsdader. De psycholoog ziet dan ook geen aanleiding om een behandeling te adviseren.
De rechtbank beschikt verder over een reclasseringsadvies van 21 januari 2022 en een voortgangsverslag van 8 april 2022 over het lopende toezicht op verdachte in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Ook de reclassering schat het recidiverisico in als laag. Wel adviseert de reclassering bij een (deels) voorwaardelijke straf aan verdachte de bijzondere voorwaarden op te leggen van een meldplicht, een ambulante behandeling en een contactverbod. Voortzetting van de door verdachte vrijwillig gestarte behandeling binnen een toezichtkader is van belang om een grotere kans op afronding daarvan te bewerkstelligen.
Straf
Gelet op de ernst, duur, frequentie en de gevolgen van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk gedeelte van aanzienlijke duur passend en geboden is. De rechtbank heeft daarbij ook meegewogen de houding van verdachte, zoals hiervoor beschreven, en het feit dat het misbruik slechts is gestopt doordat [naam 1] haar moeder in vertrouwen heeft genomen. De summiere slotovereenkomst van het mediationtraject geeft de rechtbank geen aanleiding om dit in positieve zin mee te wegen in de strafmaat. Uit de overeenkomst blijkt dat een eenmalige bijeenkomst beiden de mogelijkheid bood elkaar voor het eerst sinds lange tijd weer te zien in plaats van dat dat op zitting had moeten gebeuren. De situatie is echter te complex om verdere afspraken te maken.
De rechtbank ziet wel ruimte en aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel waarbij aan verdachte deels de bijzondere voorwaarden zullen worden opgelegd zoals door de reclassering geadviseerd. De door verdachte zelf gestarte ambulante behandeling dient om de door de reclassering genoemde reden binnen een toezichtkader plaats te vinden. Op het contactverbod komt de rechtbank terug bij de hierna te bespreken vrijheidsbeperkende maatregel.
Alles afwegend acht de rechtbank met de officier van justitie een gevangenisstraf van 36 maanden passend en geboden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en met oplegging van een deel van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38v Wetboek van Strafrecht)
In het kader van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis is aan verdachte onder meer het verbod opgelegd om contact met [naam 1] te hebben. De rechtbank zal bij dit vonnis het geschorste bevel opheffen. De grond voor voorlopige hechtenis was namelijk een ernstig herhalingsgevaar en de psycholoog en de reclassering hebben geconcludeerd dat het herhalingsgevaar laag is. Door de opheffing zal ook het contactverbod vervallen.
Een laag herhalingsgevaar is echter genoeg om een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht op te leggen. Die maatregel kan worden opgelegd “ter voorkoming van strafbare feiten”. Dat wil zeggen ieder strafbaar feit, dus niet alleen ter voorkoming van de door verdachte gepleegde zedendelicten, maar ook bijvoorbeeld stalking of dwang. Nu verdachte bij dit vonnis ook wordt veroordeeld voor strafbare feiten is daarmee aan de voorwaarden voor het opleggen van de maatregel zoals neergelegd in artikel 38v, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voldaan.
Uit het dossier blijkt dat verdachte voor zijn aanhouding meerdere pogingen heeft gedaan om [naam 1] direct en indirect te bereiken en te beïnvloeden. Uit de verklaringen van [naam 1] en haar moeder blijkt dat verdachte [naam 1] sterk controleerde en ook isoleerde in de periode van het misbruik. Volgens het recente voortgangsverslag van de reclassering vindt verdachte nog steeds dat hij het beste voor [naam 1] kan zorgen, beter dan wie dan ook, en volgens hem zou [naam 1] dit ook wensen.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank het voor het eigen traject van [naam 1] nog steeds van belang dat verdachte niet in contact treedt met [naam 1] , tenzij op uitnodiging en/of onder begeleiding van haar hulpverlener(s). De rechtbank zal daarom ambtshalve bevelen dat verdachte zich zal onthouden van contact met [naam 1] (artikel 38v, tweede lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafrecht). De rechtbank acht dit een proportionele maatregel ter voorkoming van strafbare feiten.
De rechtbank zal ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel bevelen. Gelet op het hiervoor beschreven gedrag van verdachte moet er naar het oordeel van de rechtbank immers ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen naar [naam 1] toe. Daarmee is voldaan aan het criterium van artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal de maatregel opleggen voor een maximale periode van vijf jaar.