ECLI:NL:RBZWB:2022:2150
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen onbevoegdheid van de rechtbank inzake woningtoewijzing en geschillencommissie
Op 21 april 2022 heeft de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant tegen eerdere beslissingen van de Geschillencommissie Woningcorporaties Regio Midden-Brabant. De opposant had beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bij voorrang in aanmerking te komen voor een woning. De rechtbank had zich eerder op 4 november 2021 onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen, omdat de geschillencommissie niet als bestuursorgaan kan worden aangemerkt volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In de verzetzaak werd uitsluitend beoordeeld of de rechtbank terecht had geoordeeld dat zij onbevoegd was. De opposant voerde aan dat de uitspraak van de rechtbank aanleiding had gegeven tot politieke actie, waaronder een motie van een Tweede Kamerlid. De verzetrechter oordeelde echter dat de motie en de brief van de minister niet voldoende waren om de eerdere uitspraak te weerleggen. De rechtbank bleef bij haar standpunt dat de geschillencommissie geen publiekrechtelijke bevoegdheid heeft en dat er geen wettelijke grondslag is om deze als bestuursorgaan aan te merken.
De verzetrechter verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de opposant werd gewezen op de mogelijkheid om de afwijzing door de geschillencommissie aan de burgerlijke rechter voor te leggen. De verzetrechter benadrukte dat de wijziging van de Huisvestingswet niet aan de rechter, maar aan de wetgever is.