ECLI:NL:RBZWB:2022:2145

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
AWB- 22_1265
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op handhavingsverzoek inzake illegaal bouwen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 21 april 2022, wordt het beroep behandeld van eisers tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland. Eisers hebben een handhavingsverzoek ingediend op 17 januari 2022, met betrekking tot illegaal bouwen zonder vergunning op een specifiek adres. Ze verzoeken om een last onder bestuursdwang om het illegaal bouwen te stoppen en onrechtmatig uitgevoerde werkzaamheden ongedaan te maken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen beslistermijnen zijn voor het nemen van een beslissing op een handhavingsverzoek. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt een redelijke beslistermijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag. Verweerder ontving het handhavingsverzoek op 20 januari 2022, wat betekent dat er uiterlijk op 17 maart 2022 een beslissing had moeten zijn. Eisers hebben verweerder op 7 februari 2022 in gebreke gesteld, maar op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken.

De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de ingebrekestelling te vroeg is verzonden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank merkt op dat de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep niet wegneemt dat verweerder alsnog moet beslissen op het handhavingsverzoek, indien dit nog niet is gebeurd. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1265

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2022 in de zaak tussen

[naam eisers] . , uit [plaatsnaam] , eisers

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingesteld omdat verweerder volgens hen niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 17 januari 2022. De aanvraag bestaat in dit geval uit een handhavingsverzoek met betrekking tot het illegaal bouwen zonder vergunning op de [adres] 5-7 in [plaatsnaam] . Eisers hebben verweerder verzocht een last onder bestuursdwang op te leggen aan de eigenaar om het illegaal bouwen te stoppen en al hetgeen onrechtmatig is uitgevoerd ongedaan te maken.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaken niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Als de betrokkene de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen.
De rechtbank stelt vast dat er voor het nemen van een beslissing op een handhavingsverzoek als hier aan de orde in de toepasselijke wet- en regelgeving geen beslistermijnen zijn opgenomen. Dit betekent dat voor het antwoord op de vraag wat als een redelijke beslistermijn heeft te gelden naar de Awb moet worden gekeken. Uit de Awb blijkt dat de redelijke beslistermijn acht weken na ontvangst van de aanvraag bedraagt. Dit volgt uit artikel 4:13, tweede lid, van de Awb. Verweerder heeft het handhavingsverzoek op 20 januari 2022 ontvangen. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 17 maart 2022 had moeten beslissen op het handhavingsverzoek.
Eisers hebben verweerder op 7 februari 2022 in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken.
Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep, tegen het niet tijdig beslissen op het handhavingsverzoek, niet wegneemt dat verweerder inmiddels had moeten beslissen op het handhavingsverzoek en voor zover hij dit nog niet heeft gedaan dit zo spoedig mogelijk alsnog dient te doen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 21 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.