ECLI:NL:RBZWB:2022:2086

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
AWB- 21_672
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke huurtoeslagzaak

In deze zaak heeft verzoeker op 30 november 2020 bezwaar gemaakt tegen het stopzetten van zijn huurtoeslag. Het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 29 december 2020 verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat er geen beslissing was waartegen bezwaar gemaakt kon worden. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld. Op 3 juni 2021 heeft de Belastingdienst het bestreden besluit herzien en vastgesteld dat verzoeker recht heeft op huurtoeslag over de jaren 2017 en 2018. Verzoeker trok zijn beroep in, maar verzocht de rechtbank om de Belastingdienst te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de Belastingdienst in de gelegenheid gesteld te reageren op dit verzoek. De Belastingdienst stelde dat er geen sprake was van beroepsmatige rechtsbijstand, aangezien verzoeker zelf het beroep had ingesteld.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en verder uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de Belastingdienst tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker, maar de rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, omdat het beroepschrift niet door een derde is ingediend die beroepsmatig rechtsbijstand verleent.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, maar merkt op dat de Belastingdienst op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden. Verzoeker moet zich hiervoor wenden tot de Belastingdienst. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 19 april 2022 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/672

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaatsnaam] , verzoeker

en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 30 november 2020 bezwaar gemaakt tegen het stopzetten van zijn huurtoeslag.
In het besluit van 29 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen beslissing was waartegen bezwaar gemaakt kon worden.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
In het besluit van 3 juni 2021 heeft verweerder het bestreden besluit herzien en in plaats daarvan besloten dat verzoeker alsnog recht heeft op huurtoeslag over de jaren 2017 en 2018.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat niet is gebleken dat er sprake is van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, nu verzoeker zelf beroep heeft ingesteld.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
Bij het nieuwe besluit heeft verweerder al een proceskostenveroordeling voor de bezwaarfase toegekend, omdat verzoeker toen werd bijgestaan door een gemachtigde. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
Verweerder is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en ook verder is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Bpb. Het beroep is weliswaar wel ingetrokken door de gemachtigde die verzoeker ook in de bezwaarprocedure heeft bijgestaan, maar alleen als een gemachtigde namens verzoeker beroep instelt, kan die activiteit voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 19 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.