ECLI:NL:RBZWB:2022:2063

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
02/143685-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorhanden hebben van amfetamine en gebruik van jammers in laboratorium

Op 19 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van amfetamine(olie) en het gebruik van jammers in een laboratorium. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 april 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging omvatte drie feiten: het produceren of aanwezig hebben van 164 liter amfetamine(olie), het treffen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine(olie), en het gebruik of voorhanden hebben van jammers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte betrokken was bij een amfetaminelaboratorium dat op 1 juni 2021 in Werkendam werd aangetroffen. De verdachte vluchtte bij de inval van de politie en zijn DNA werd aangetroffen op goederen in de loods. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat hij samen met medeverdachten handelde. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, met aftrek van voorarrest, en sprak de verdachte vrij van het bereiden van de amfetamine, omdat niet kon worden vastgesteld dat deze op de tenlastegelegde datum door hem was geproduceerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen leidinggevende rol had, maar een ondersteunende rol vervulde in de productie van synthetische drugs, wat ernstige gezondheidsrisico's met zich meebrengt. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn blanco strafblad, maar vond een forse gevangenisstraf noodzakelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/143685-21
vonnis van de meervoudige kamer van 19 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats]
wonende te [adres verdachte]
raadsman mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 april 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: samen met anderen 164 liter amfetamine(olie) heeft geproduceerd dan wel aanwezig heeft gehad;
feit 2: samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor de productie van amfetamine(olie);
feit 3: samen met anderen een of twee jammers heeft gebruikt dan wel voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de drie tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte is gevlucht toen er op 1 juni 2021 in een loods in Werkendam een werkend amfetaminelaboratorium werd aangetroffen met daarin goederen om meer amfetamine te produceren. Dat verdachte in de loods was voor louter schoonmaakwerkzaamheden is niet geloofwaardig, mede gelet op de overige omstandigheden waaruit zijn betrokkenheid bij het lab blijkt. Ook het medeplegen acht de officier van justitie bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst er daarbij op dat slechts een pleegperiode van één dag ten laste is gelegd en dat 164 liter amfetamineolie niet op die ene dag kan zijn geproduceerd. Er is daarnaast een alternatieve verklaring waarom verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] in de loods aanwezig was en hoe de jammers in zijn auto kwamen. De verklaring van verdachte, dat hij er was om schoon te maken, vindt ook steun in het dossier.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aanleiding
Naar aanleiding van een melding van een verstoring van het KPN-netwerk, is de politie op 1 juni 2021 in een loods in Werkendam binnengetreden. Er werd een werkend amfetaminelab aangetroffen; de ketels waren nog warm. Van vloeistoffen in verschillende ketels en vaten zijn monsters genomen waarin amfetamine bleek te zitten. Door de Landelijke Faciliteit Ontmanteling (LFO) is vastgesteld dat er circa 164 liter amfetamineolie is aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat in de verschillende monsters van de bij elkaar minstens 445 liter vloeistof, amfetamine is aangetroffen. Daarnaast zijn er verschillende chemicaliën en opstellingen gevonden die bij de productie van amfetamine worden gebruikt, waaronder 40 liter benzylmethylketon (BMK). Ook is in de loods een auto gevonden met hierin twee jammers, waarvan er een al sinds middernacht aanstond en het netwerk verstoorde.
Verdachte is met ontbloot bovenlijf in de nabijheid van de loods aangehouden nadat hij uit de loods was weggerend, tezamen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Verdachtes DNA is op de binnenzijde van een volgelaatsmasker en op een stanleymes aangetroffen. Beide goederen lagen in de loods in hetzelfde gedeelte als het amfetaminelab. Ook is op de in de loods aanwezige desktop een factuur gevonden van Videoland op naam van verdachte. Verdachte heeft in de loods een brandwond opgelopen en op de desktop zijn zoekopdrachten gevonden met betrekking tot de behandeling van brandwonden. De in de loods aangetroffen auto met daarin de twee jammers, is van verdachte.
Verklaring verdachte ten aanzien van zijn aanwezigheid in het lab
Verdachte heeft verklaard dat hij die dag samen met medeverdachte [medeverdachte 1] in de loods aanwezig was om schoon te maken. Ze hadden een bedrijf opgericht en dit was hun eerste klant. Ze waren al een paar keer eerder in de loods geweest om dingen af te spreken, op te ruimen en schoon te maken. Ze hadden geen weet van het amfetaminelab in de loods die ook niet zichtbaar was vanuit de ruimtes die zij moesten schoonmaken.
Beoordeling geloofwaardigheid verklaring
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte ten aanzien van het bedrijfsmatig schoonmaken in de loods ongeloofwaardig is. Dat verdachte in de loods schoonmaakwerkzaamheden heeft verricht zonder dat hiervoor duidelijke afspraken zijn gemaakt over de duur, frequentie en betaling, acht de rechtbank onaannemelijk. Verdachte heeft ook geen naam willen noemen van de derde oprichter van het bedrijf of de opdrachtgever en ook de naam van de klant kan hij niet noemen. Veel blijft in nevelen gehuld. Verdachte kon ook niet vertellen hoe lang ze al in de loods waren op 1 juni 2021. Ook de verklaring van verdachte dat hij op de desktop in de loods in zijn pauzes series of films op Videoland mocht kijken, is op zijn minst uiterst merkwaardig te noemen. Dat iemand met een werkend amfetaminelab in zijn loods een schoonmaakbedrijf zou inhuren, acht de rechtbank eveneens onaannemelijk. De loods ziet er op foto’s in het dossier ook niet opgeruimd of schoon uit en als verdachte alleen schoonmaakte, had hij geen reden om uit de loods te vluchten voor de politie. Verdachtes verklaringen zijn, al met al, niet verifieerbaar, onvoldoende concreet en onaannemelijk.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat het amfetaminelab onmiskenbaar aanwezig was in de loods. De politie heeft beschreven dat de chemische lucht duidelijk waarneembaar was en deze geur is ook aangetroffen op de kleding en de slippers die verdachte droeg ten tijde van zijn aanhouding. Verdachte had bovendien een brandwond opgelopen door aanraking met de chemicaliën die in de loods aanwezig waren. Verdachtes stelling dat hij niet wist wat er in de loods zat, is dan ook volstrekt ongeloofwaardig.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte betrokken was bij het werkende amfetaminelab op 1 juni 2021 in Werkendam.
Conclusie t.a.v. feit 1
Nu niet kan worden vastgesteld dat de aangetroffen (minstens) 164 liter amfetamine ook daadwerkelijk op de tenlastegelegde datum van 1 juni 2021 door verdachte is geproduceerd, spreekt de rechtbank hem vrij van het bereiden van deze hoeveelheid amfetamine. Er zijn immers ook aanwijzingen dat er meerdere mensen betrokken waren bij de productie van de deze amfetamine. Dat verdachte deze hoeveelheid amfetamine op 1 juni 2021 aanwezig heeft gehad, acht de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen wél wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie t.a.v. feit 2
Gelet op de nog aanwezige chemicaliën en productieopstellingen en de warme ketels in de loods kan eveneens worden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine heeft verricht.
T.a.v. feit 3
Er zijn twee jammers in de auto van verdachte aangetroffen. Eén jammer stond aan en lag voorin aan de accu en de andere jammer lag achterin de kofferbak. Verdachte heeft verklaard dat deze jammers niet van hem waren en hij hiervan ook geen weet had. Verdachte had zijn auto niet afgesloten in de loods geparkeerd. Hij heeft hierover verklaard dat (voor hem onbekend gebleven) anderen in de loods regelmatig in zijn auto kwamen, volgens verdachte vanwege de geluidsinstallatie, hetgeen zou verklaren hoe de jammers in zijn auto kwamen. De rechtbank acht deze stelling echter ongeloofwaardig. Dat verdachte zijn auto onafgesloten zou achterlaten bij mensen die hij niet kent terwijl hierin een goede geluidsinstallatie zit, acht de rechtbank al onaannemelijk. Dat deze mensen dan zonder medeweten van verdachte hierin een werkende jammer zouden opladen én een jammer die niet in gebruik was achterin de auto zouden achterlaten, is ook niet aannemelijk zodat ook aan de verklaring van verdachte omtrent de jammers geen geloof wordt gehecht. De rechtbank acht wettig en ovetuirgend bewezen dat verdachte één jammer heeft gebruikt en één jammer aanwezig heeft gehad.
Medeplegen feiten 1, 2 en 3
Ten aanzien van feit 1 en 2 stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] is opgetrokken. Zij zijn samen (meermalen) naar de loods gegaan om werkzaamheden te verrichten en zij waren ook bevriend en hebben samen een bedrijf. Ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 2] stelt de rechtbank vast dat deze samen met verdachte en [medeverdachte 1] uit de loods is gevlucht toen de politie de loods binnenviel en dat zij zich daarna ook samen hebben verstopt tot het moment dat zij werden aangehouden. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte 2] al eerder in de loods had gezien zodat kan worden aangenomen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie mannen in de loods. Zij waren alle drie vanwege dit lab in de loods aanwezig.
Ten aanzien van de jammers kan de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] gelet op het voorgaande eveneens worden bewezen. De rechtbank stelt echter vast dat op camerabeelden te zien is dat medeverdachte [medeverdachte 2] pas enkele uren voor de inval in de loods aanwezig was. Nu één van de jammers al sinds middernacht aanstond, zich in de auto van verdachte bevond en [medeverdachte 2] op 1 juni 2021 niet eerder dan (tijdstip noemen) in de loods kan worden geplaatst, kan [medeverdachte 2] niet als medepleger ten aanzien van feit 3 worden gezien.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 1 juni 2021 te Werkendam, gemeente Altena, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 164 liter amfetamineolie, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 1 juni 2021 te Werkendam, gemeente Altena, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende amfetamine(olie), zijnde een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en middelen tot het plegen van dat feit voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en zijn mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers hebben hij en zijn mededaders opzettelijk daartoe een in werking zijnde productieopstelling, bedoeld voor de productie van amfetamine en (een) (grote) hoeveelheid (laboratorium)benodigdheden en hardware voorhanden gehad, waaronder meerdere (RVS) reactieketels en destillatieketels en een RVS opvangbak en een elektromotor met roerstang en RVS koelbuizen en meerdere gasbranders en meerdere RVS stoomgenerators, en hoeveelheden chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, waaronder 40 liter BMK (Benzylmethylketon) en 540 liter mierenzuur en 345 liter fosforzuur en 800 liter formamide;
3
op 1 juni 2021 te Werkendam, gemeente Altena, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk daarmee opzettelijk en wederrechtelijk gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk of door middel van telecommunicatie worden overgedragen onbruikbaar te maken en met het oogmerk daarmee opzettelijk enig geautomatiseerd werk of enig werk voor telecommunicatie onbruikbaar te maken , een stoornis in de gang van een zodanig werk te veroorzaken één, jammer/stoorzender heeft gebruikt;
en (gesplitst)
op 1 juni 2021 te Werkendam, gemeente Altena, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk daarmee opzettelijk en wederrechtelijk gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk of door middel van telecommunicatie worden overgedragen onbruikbaar te maken en met het oogmerk daarmee opzettelijk enig geautomatiseerd werk of enig werk voor telecommunicatie onbruikbaar te maken, een stoornis in de gang van een zodanig werk te veroorzaken één jammer voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van voorarrest en daarnaast een geldboete van € 25.000,-.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat, als de rechtbank tot een veroordeling komt, er rekening gehouden moet worden met het geringe strafblad van verdachte waarop geen harddrugsfeiten staan en met het reclasseringsrapport dat over verdachte is opgesteld. De raadsman stelt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als modaliteit zeer onwenselijk is vanwege de positieve ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt. De raadsman geeft mee dat er geen sprake is van een taakstrafverbod en dat er bij een bewezenverklaring ook taakstraffen gestapeld kunnen worden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorhanden hebben van (minstens) 164 liter amfetamine, aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine en aan het gebruik en aanwezig hebben van jammers.
Het gebruik van synthetische drugs brengt ernstige gezondheidsrisico's mee. Amfetamine staat bekend als een zeer verslavende drug en pleegt een aanslag op de gezondheid van de gebruiker. Naast het gevaar voor de volksgezondheid schuilt in de productie van synthetische drugs nog ander gevaar. De rechtbank wijst op de schade aan het milieu, veroorzaakt door dumpingen van bij de productie vrijkomende chemische afvalstoffen en op het ontploffingsgevaar dat bij de productie synthetische drugs aanwezig is. Uit het dossier is gebleken dat de kosten van de ontruiming en vernietiging van de chemicaliën ruim €70.000 bedroeg.
Bij de bepaling van de duur van de straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en rekening gehouden met de hoeveelheid synthetische drugs en precursoren die zijn aangetroffen, de vermoedelijk duur van de productie, de professionaliteit van het laboratorium en de rol van verdachte in het geheel. De rechtbank ziet verdachte niet als initiator van het drugslab of iemand met een anderszins leidende rol in het amfetaminelab, maar als iemand die een ondersteunende of faciliterende rol vervulde.
Verdachte is nog jong, heeft een nagenoeg blanco strafblad en lijkt zijn leven op de rit te hebben. Hij neemt echter geen verantwoordelijkheid voor deze feiten en lijkt in zijn verklaringen ook berekenend te werk te gaan. De reclassering heeft in het rapport dat over verdachte is opgesteld ook opgenomen dat verdachte zich mogelijk naïever voordoet dan hij is. Ook de rechtbank heeft die indruk.
Er is gelet op de gevonden hoeveelheid amfetamine, geen andere strafmodaliteit mogelijk dan een (forse) gevangenisstraf. De rechtbank ziet wel aanleiding in de leeftijd, het strafblad en het rapport van de reclassering waaruit momenteel een positief beeld van verdacht blijkt, om deze aanzienlijk te matigen ten opzichte van de eis van de officier van justitie. De rechtbank zal gelet op al het voorgaande een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank acht het hiernaast opleggen van nog een geldboete niet opportuun, nu een gevangenisstraf in dit geval als vergelding toereikend is..
De rechtbank ziet – anders dan de officier van justitie - geen aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis thans op te heffen.

7.Het beslag

7.1
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan [naam], [adres] , van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 57, 350c en 350d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben,
waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 3:medeplegen van het opzettelijk onbruikbaar maken van enige geautomatiseerd werk terwijl daardoor wederrechtelijk verhindering van de overdracht van gegevens of stoornis in een telecommunicatiewerk is ontstaan.
en
medeplegen van het voorhanden hebben van een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt is gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 350a of artikel 350c van het Wetboek van Strafrecht met het oogmerk dat daarmee dat misdrijf wordt gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 36 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende ( [naam] , [adres] ) van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto, Ford, wit met kenteken [kenteken] , chassisnr: [nummer] , goednummer: G2339346 (met sleutels).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. M. M. Veldhuizen en
mr. M.J. Schouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.P.A.J. Joosen en mr. M. van Grinsven, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 april 2022.
Mr. Veldhuizen en mr. Van Grinsven zijn niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.