ECLI:NL:RBZWB:2022:2062

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
02/143674-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het voorhanden hebben van amfetamine en voorbereidingshandelingen in een laboratorium

Op 19 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van amfetamine(olie) en voorbereidingshandelingen in een laboratorium. De verdachte, geboren in 1992 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Sittard. Tijdens de zitting op 5 april 2022 heeft de officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, de beschuldigingen uiteengezet, terwijl de verdediging door mr. I. Azarkan werd vertegenwoordigd.

De tenlastelegging omvatte drie feiten: het produceren of aanwezig hebben van 164 liter amfetamine(olie), het treffen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine(olie), en het gebruik of voorhanden hebben van jammers. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte betrokken was bij een amfetaminelaboratorium dat op 1 juni 2021 in Werkendam werd aangetroffen, maar sprak hem vrij van het bezit van de amfetamine(olie) omdat niet kon worden vastgesteld dat hij deze op de tenlastegelegde datum had geproduceerd.

De rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte voorbereidingshandelingen had verricht en dat hij samen met medeverdachten uit de loods was gevlucht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten, de gezondheidsrisico's van synthetische drugs en de schade aan het milieu een forse gevangenisstraf rechtvaardigden. De rechtbank gelastte ook de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/143674-21
vonnis van de meervoudige kamer van 19 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Sittard, Op de Geer 1, 6135 KN Sittard
raadsman: mr. I. Azarkan, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 april 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
feit 1: samen met anderen 164 liter amfetamine(olie) heeft geproduceerd dan wel aanwezig heeft gehad;
feit 2: samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor de productie van amfetamine(olie);
feit 3: samen met anderen een of twee jammers heeft gebruikt dan wel voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de drie tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte is gevlucht toen er op 1 juni 2021 in een loods in Werkendam een in werking zijnde amfetaminelaboratorium werd aangetroffen met goederen om meer amfetamine te produceren. De officier van justitie gaat er vanuit dat verdachte betrokken was bij het lab en niet slechts omdat hij die dag zou gaan starten met produceren, zoals hij pas ter zitting heeft gesteld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank alleen tot een bewezenverklaring kan komen van feit 2. Er is geen bewijs dat verdachte de reeds aanwezige 164 liter amfetamine(olie) heeft geproduceerd (feit 1) aangezien hij pas kort voor de inval in de loods aanwezig was. Ook kan verdachte niet in verband worden gebracht met de twee jammers (feit 3) zodat hij hiervan dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aanleiding
Naar aanleiding van een melding van een verstoring aan het KPN-netwerk, is de politie op 1 juni 2021 in een loods in Werkendam binnengetreden. Er werd een werkend amfetaminelab aangetroffen; de ketels waren nog warm Van vloeistoffen in verschillende ketels en vaten zijn monsters genomen waarin amfetamine bleek te zitten. Door de Landelijke Faciliteit Ontmanteling (LFO) is vastgesteld dat er circa 164 liter amfetamineolie is aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat in de verschillende monsters van de bij elkaar minstens 445 liter vloeistof, amfetamine is aangetroffen. Daarnaast zijn er verschillende chemicaliën en opstellingen gevonden die bij de productie van amfetamine worden gebruikt, waaronder 40 liter Benzylmethylketon (BMK). Ook is in de loods een auto gevonden met hierin twee jammers, waarvan er een al sinds middernacht aanstond en het netwerk verstoorde.
Verdachte is nabij de loods aangehouden nadat hij uit de loods was weggerend, en zich had verstopt tezamen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Zijn DNA is gevonden op een volgelaatsmasker en handschoen die in de loods zijn aangetroffen.
Verklaring verdachte ten aanzien van zijn aanwezigheid in het lab
Verdachte heeft eerst ter zitting verklaard dat hij die dag voornemens was om werkzaamheden te verrichten in het lab, maar dat hij hier nog niet aan was toegekomen toen de politie binnenviel. Verdachte stelt dat hij er die dag voor het eerst was en pas circa anderhalf uur en dat hij alvast een masker had opgezet en handschoenen had aangetrokken terwijl hij nog niet kon beginnen met zijn werkzaamheden voor het lab.
Beoordeling geloofwaardigheid verklaring
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring van verdachte volstrekt ongeloofwaardig is. Weliswaar is uit camerabeelden gebleken dat verdachte op 1 juni 2021 eerst om 10.21 uur arriveerde bij de loods, maar de rechtbank gaat er vanuit dat verdachte al vaker in de loods is geweest gelet op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] die hem twee of drie keer eerder heeft gezien. Op de in de loods gevonden desktop is in maart 2021 bovendien ingelogd met het emailadres van verdachte. Dat verdachte al eerder een masker zou opzetten en handschoenen zou aandoen terwijl hij nog niets kon doen in het lab, acht de rechtbank onaannemelijk. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte betrokken was bij het werkende amfetaminelab op 1 juni 2021 in Werkendam.
Conclusie t.a.v. feit 1
Nu niet kan worden vastgesteld dat de aangetroffen (minstens) 164 liter amfetamine ook daadwerkelijk op de tenlastegelegde datum van 1 juni 2021 door verdachte is geproduceerd, spreekt de rechtbank hem vrij van het bereiden van deze hoeveelheid amfetamine. Er zijn immers ook aanwijzingen dat er meerdere mensen betrokken waren bij de productie van de deze amfetamine. Dat verdachte deze hoeveelheid amfetamine op 1 juni 2021 aanwezig heeft gehad, kan op basis van de bewijsmiddelen wél wettig en overtuigend worden bewezen.
Conclusie t.a.v. feit 2
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen het tenlastegelegde onder feit 2 en gelet op de nog aanwezige chemicaliën en productieopstellingen en de warme ketels in de loods kan eveneens wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine heeft verricht.
Medeplegen feiten 1, 2
Ten aanzien van feit 1 en 2 stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] uit de loods is gevlucht toen de politie de loods binnenviel en dat zij zich daarna ook samen hebben verstopt tot het moment dat zij werden aangehouden. Ten laste van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is door de rechtbank bij vonnissen van heden het medeplegen van dezelfde feiten bewezenverklaard. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft daarnaast verklaard dat hij verdachte al eerder in de loods had gezien, zodat moet worden aangenomen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie mannen in de loods.
Vrijspraak t.a.v. feit 3
Hoewel de rechtbank ervan uit gaat dat verdachte aanwezig was in de loods toen een jammer in de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] in werking was en de andere jammer in de kofferbak lag, zal zij verdachte vrij spreken van feit 3. De jammer stond immers al sinds middernacht aan en verdachte arriveerde volgens de camerabeelden pas om 10.21 uur bij de loods. Verdachte heeft dit feit ontkend en er zijn geen bewijsmiddelen die wijzen op directe betrokkenheid van verdachte bij de jammers of die verdachte bij de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] plaatsen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 1 juni 2021 te Werkendam, gemeente Altena, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 164 liter amfetamineolie, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 1 juni 2021 te Werkendam, gemeente Altena, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende amfetamine(olie), zijnde een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en middelen tot het plegen van dat feit voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en zijn mededaders wisten dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers hebben hij en zijn mededaders opzettelijk daartoe een in werking zijnde productieopstelling, bedoeld voor de productie van amfetamine en (een) (grote) hoeveelheid (laboratorium)benodigdheden en hardware voorhanden gehad, waaronder meerdere (RVS) reactieketels en destillatieketels en een RVS opvangbak en een elektromotor met roerstang en RVS koelbuizen en meerdere gasbranders en meerdere RVS stoomgenerators, en hoeveelheden chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, waaronder 40 liter BMK (Benzylmethylketon) en 540 liter mierenzuur en345 liter fosforzuur en 800 liter formamide.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten en daarnaast een geldboete van € 25.000,-.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat een lagere straf moet worden opgelegd dan gevorderd als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van meerdere feiten. Verdachte is niet de grote man achter het drugslab, maar eerder slechts een ‘onderknuppel’. Verdachte heeft verkeerde keuzes gemaakt en hij wordt hiervoor ook in andere strafzaken nog afgestraft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van (minstens) 164 liter amfetamine en aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine. Het gebruik van synthetische drugs brengt ernstige gezondheidsrisico's mee. Amfetamine staat bekend als een zeer verslavende drug en pleegt een aanslag op de gezondheid van de gebruiker. Naast het gevaar voor de volksgezondheid schuilt in de productie van synthetische drugs nog ander gevaar. De rechtbank wijst op de schade aan het milieu, veroorzaakt door dumpingen van bij de productie vrijkomende chemische afvalstoffen en op het ontploffingsgevaar dat bij de productie synthetische drugs aanwezig is. Uit het dossier is gebleken dat de kosten van de ontruiming en vernietiging van de chemicaliën ruim € 70.000,- bedroeg.
Bij de bepaling van de duur van de straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en rekening gehouden met de hoeveelheid synthetische drugs en precursoren die zijn aangetroffen, de vermoedelijk duur van de productie, de professionaliteit van het laboratorium en de rol van verdachte in het geheel. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte weliswaar niet de grote baas was, maar wel een meer uitvoerende rol vervulde dan de twee medeverdachten en waarschijnlijk een ‘kok’ was van het amfetaminelab. Uit het DNA-onderzoek is immers gebleken dat hij het masker en de handschoenen heeft gedragen, hetgeen verdachte ook heeft bekend. Verdachte is ook al vaker veroordeeld wegens overtreding van de Opiumwet.
Er is gelet op de gevonden hoeveelheid amfetamine, geen andere strafmodaliteit mogelijk dan een (forse) gevangenisstraf. De rechtbank ziet aanleiding om deze gevangenisstraf aanzienlijk te matigen ten opzichte van de eis van de officier van justitie nu verdachte wordt vrijgesproken van feit 3. Ook heeft hij – weliswaar eerst ter zitting – een deels bekennende verklaring afgelegd waardoor hij deels verantwoordelijkheid neemt ten aanzien van feit 2. De rechtbank zal gelet op al het voorgaande een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank acht het hiernaast opleggen van nog een geldboete niet opportuun, nu een gevangenisstraf als vergelding in dit geval toereikend is.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 3 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 48 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag ter hoogte van € 518,05.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. M.M. Veldhuizen en mr. M.J. Schouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.P.A.J. Joosen en mr. M. van Grinsven, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 april 2022.
Mr. Veldhuizen en mr. Van Grinsven zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.