ECLI:NL:RBZWB:2022:2060

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
02/008425-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf voor het medeplegen van witwassen met betrekking tot een motor

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 april 2022, is verdachte beschuldigd van het medeplegen van witwassen. De zaak betreft een motor van het merk Harley Davidson, die verdachte samen met een medeverdachte heeft gewitwasht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte een schijnconstructie hebben opgezet om het eigenaarschap van de motor te verhullen. De officier van justitie heeft betoogd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het impliciet primair tenlastegelegde medeplegen van (opzet)witwassen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van een normale sale and lease back-constructie. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er geen sprake was van een normale constructie, maar van een schijnconstructie die bedoeld was om het eigenaarschap van de medeverdachte te verhullen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte op zijn minst de aanmerkelijke kans aanvaardde dat de motor afkomstig was uit enig misdrijf. Uiteindelijk heeft de rechtbank het medeplegen van witwassen wettig en overtuigend bewezen verklaard en een taakstraf van 100 uren opgelegd, in plaats van een gevangenisstraf, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/008425-21
vonnis van de meervoudige kamer van 13 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres verdachte] ,
raadsman mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 maart 2022, waarbij de officier van justitie, mr. E.H. Smale, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering en als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander een Harley Davidson motor heeft witgewassen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het impliciet primair tenlastegelegde medeplegen van (opzet)witwassen. Zij stelt zich op het standpunt dat verdachte samen met [medeverdachte] een schijnconstructie in het leven heeft geroepen waarmee het eigenaarschap van [medeverdachte] van een motor is verhuld en de vervreemding van die motor is verborgen. Zij baseert zich hierbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak omdat sprake is geweest van een normale zogeheten sale and lease back-constructie. Het vonnis waarbij [medeverdachte] is veroordeeld voor witwassen is op dit punt onjuist.
Zij voert hiertoe aan dat het voor verdachte niet vreemd was dat [naam] de motor voor [medeverdachte] importeerde uit Litouwen. Bij de verkoop is geen sprake geweest van een behoorlijke winst voor [medeverdachte] . De koopprijs van € 18.000,- is vermeld in de administratie, in de inkoopverklaring, op een losse notitie en ook door [medeverdachte] bevestigd in zijn verhoor. Verdachte heeft de motor overgenomen omdat [medeverdachte] deze eigenlijk niet kon betalen, [medeverdachte] er alleen in het seizoen op wilde rijden en het een mooi investeringsobject was.
Dat de orderbevestiging lease op 28 juni 2019 is gedagtekend, komt omdat toen de tenaamstelling van het kenteken wijzigde. Dat Geense op 3 juli 2019 kwam tekenen en betalen, verklaart waarom dat document pas op laatstgenoemde datum is opgemaakt.
De foto van de leaseovereenkomst van 5 november 2021 diende voor het overnemen van de gegevens daarop, voor een andere leaseovereenkomst. Al in de zomer van 2019 speelde dat de leaseobjecten moesten worden verzekerd op naam van de leasenemers zelf.
Uit het kasboek en de ter zitting overgelegde facturen volgt dat meerdere leasebetalingen voor de motor zijn gedaan. Daarnaast beschikte verdachte over de tenaamstellingscode. Bovendien wist noch kon hij redelijkerwijs vermoeden dat de motor onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De constructie
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte] in het voorjaar van 2019 de motor van het merk Harley Davidson, kenteken: [kenteken] , (hierna: de motor) heeft gekocht in Litouwen en deze heeft laten invoeren door [naam] . [naam] wilde de motor niet (langer) op zijn naam hebben staan, waarna de motor is overgeschreven naar [bedrijf 1] , handelend onder de naam [bedrijf 2] , de onderneming van verdachte.
Verdachte heeft in dit verband een inkoopverklaring en een orderbevestiging lease opgesteld. De inkoopverklaring vermeldt [naam] als verkoper. Volgens [medeverdachte] en verdachte dienden deze stukken ten behoeve van een sale and lease back-constructie. Daarbij zou [medeverdachte] de motor aan de onderneming van verdachte hebben verkocht en zijn gaan terughuren.
Bij vonnis van 22 april 2021 in de zaak tegen [medeverdachte] heeft de rechtbank deze constructie aangemerkt als een door [medeverdachte] en verdachte opgezette schijnconstructie waarbij [medeverdachte] wil doen voorkomen dat niet hij maar verdachte de eigenaar van het voertuig is. De rechtbank heeft daarop vastgesteld dat [medeverdachte] eigenaar is van de motor. Ten laste van [medeverdachte] werd bewezenverklaard dat hij zich in dit verband schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Was sprake van een schijnconstructie waaraan verdachte meewerkte?
Ook op basis van de bewijsmiddelen in het dossier van verdachte komt de rechtbank tot de conclusie dat de gestelde sale and lease back-constructie een schijnconstructie is, bedoeld om [medeverdachte] eigenaarschap van de motor te verhullen. Hiervoor is redengevend dat [medeverdachte] de door hem aangekochte motor niet op naam wilde hebben en hij daarom [naam] bereid vond om, onder meer, de motor tijdelijk op zijn naam te hebben. Omdat [naam] dat maar voor een korte duur wilde, is [medeverdachte] bij verdachte uitgekomen.
De rechtbank constateert verder dat de door verdachte opgestelde inkoopverklaring is gedagtekend op 28 juni 2019. Uit onderzoek naar dit document is echter gebleken dat dit document is opgesteld op 3 juli 2019. Ook staat [naam] als verkoper vermeld, terwijl [medeverdachte] het document heeft ondertekend. Daarnaast is gesteld dat de betaling van de aanschafprijs van € 18.000,- door verdachte aan [medeverdachte] contant is gedaan. Het onderzoek in de inbeslaggenomen administratie van verdachte heeft echter geen bewijs van deze betaling, zoals een kwitantie, opgeleverd. De aangetroffen notitie met daarop geschreven het genoemde bedrag en nog enkele andere bedragen kan niet als een betalingsbewijs worden beschouwd. In het dossier bevindt zich verder een Excelbestand met het opschrift ‘kas’. Dat bestand is door verdachte aangewezen als het kasboek van zijn onderneming en daarin zijn volgens hem ook het aankoopbedrag en de leasebetalingen (€ 600,- per maand gedurende zes maanden) geadministreerd. In dit document wordt weliswaar een “Harley Streetglide” vermeld en even verderop staat “aankoop 18000”, maar op basis hiervan is niet deugdelijk vast te stellen dat de motor van [medeverdachte] ook daadwerkelijk contant is betaald. Al met al kan niet worden vastgesteld dat de motor daadwerkelijk is betaald. Daar komt bij dat de rechtbank niet de door verdachte gestelde vanzelfsprekendheid en het gemak deelt waarmee grote contante geldbedragen legaal zouden rondgaan in zijn handel. Dat hij zonder deugdelijk betalingsbewijs een risicovolle transactie verricht als relatief kleine ondernemer vindt de rechtbank dan ook onaannemelijk.
Daar komt ook nog bij dat de rechtbank ook de gestelde leasebetalingen van € 600,- niet uit het Excelbestand kan herleiden. Verdachte heeft verklaard dat hij deze betalingen van [medeverdachte] , die in Bergen op Zoom woonde, maandelijks contant (al dan niet in zijn brievenbus) in Hilversum of Vleuten ontving. In de administratie zijn hiervan evenmin kwitanties aangetroffen. Verdachte heeft ter zitting diverse facturen overgelegd, maar hiervan is niet vast te stellen wanneer deze zijn opgemaakt. Ook deze facturen heeft de politie niet in de administratie aangetroffen. De rechtbank valt verder de omstandigheid op dat een zeer korte leaseperiode van zes maanden zou zijn aangegaan, wat als een ongebruikelijk verdienmodel kan worden gezien.
Al met al concludeert de rechtbank dat geen sprake was van een normale sale and lease back-constructie. De tussenkomst van [naam] en het gebrek aan deugdelijk bewijs voor het gestelde daadwerkelijke eigenaarschap van verdachte maken dat sprake was van een schijnconstructie om het eigenaarschap van [medeverdachte] van de motor te verhullen.
Was met het meewerken aan de schijnconstructie sprake van het medeplegen van witwassen?
Aan de rechtbank ligt vervolgens de vraag voor of hieruit volgt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen. De rechtbank is van oordeel dat uit het samenstel van gegevens en gedragingen, zoals hiervoor benoemd, niet anders kan volgen dan dat verdachte op zijn minst de aanmerkelijke kans aanvaardde dat de motor middellijk afkomstig was uit enig misdrijf. [medeverdachte] moest immers een reden hebben om zijn eigenaarschap te verhullen.
Uit de door verdachte opgestelde inkoopverklaring en orderbevestiging lease leidt de rechtbank af dat verdachte bewust en nauw met [medeverdachte] heeft samengewerkt om de schijnconstructie in het leven te roepen. Hieruit, uit het feit dat zij reeds in het voorjaar van 2019 contact hadden over een motor voor [medeverdachte] en uit het feit dat [naam] als verkoper genoemd staat in de inkoopverklaring, leidt de rechtbank ook af dat verdachte wist waar hij aan meewerkte. Dat wordt nog eens benadrukt door het gegeven dat de opgestelde stukken en de tijdstippen waarop zij zijn opgesteld niet overeenkomen met de door betrokkenen geschetste gang van zaken, er geen sluitende bedrijfsadministratie is, er sprake is van betalingen van grote geldbedragen in contanten zonder deugdelijke betalingsbewijzen en er geen overtuigend verdienmodel is. Voor zover verdachte niet eigenlijk al wist met wie hij daadwerkelijk in zee ging, mocht van hem voorafgaand aan de constructie worden verwacht dat hij de achtergrond van zijn zakenrelaties grondig checkte. Enkele maanden na de totstandkoming van de constructie zat [medeverdachte] in voorlopige hechtenis en hij is later bij voornoemd vonnis aangemerkt als leider van een crimineel samenwerkingsverband en veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar. De rechtbank vindt tot slot de reactie van verdachte over de afwikkeling van de constructie nadat [medeverdachte] in voorlopige hechtenis zat, veelzeggend. Die afwikkeling is dan mondeling en met de vriendin van [medeverdachte] verlopen, terwijl het veel meer voor de hand had gelegen om het zakelijk, schriftelijk af te ronden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het medeplegen door verdachte van witwassen wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 28 juni 2019 tot en met 26 november 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, van een voorwerp, te weten een motor (merk Harley Davidson, kenteken [kenteken] ), de vervreemding heeft verborgen en heeft verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten die motor, was, terwijl hij wist dat dat voorwerp onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken. Zij heeft hierbij acht geslagen op de OM-richtlijnen en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Zij wijst op het gebrek aan inzicht van het laakbare handelen van verdachte en zijn faciliterende rol bij het witwassen. Ook weegt zij mee dat verdachte gebruik maakte van zijn bedrijf, zijn blanco documentatie en de waarde van de motor.
6.2
Het standpunt van de verdediging
In het geval de rechtbank tot een veroordeling komt, verzoekt de verdediging om aan verdachte geen gevangenisstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen. Hij heeft dit gedaan door samen met [medeverdachte] een schijnconstructie op te tuigen, waarmee werd verhuld dat [medeverdachte] de werkelijke eigenaar van een motor was. Met behulp van zijn onderneming heeft verdachte gefaciliteerd dat gelden met een criminele herkomst in het normaal economisch verkeer konden worden aangewend.
Bij de bepaling van een passende sanctie heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij het oriëntatiepunt fraude van het LOVS. Daarbij wordt bij een benadelingsbedrag van
€ 10.000,- tot € 70.000,- 2 tot 5 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf of het equivalent daarvan aan uren taakstraf genoemd. Gelet op de blanco documentatie en de persoon van verdachte, het tijdsverloop sinds het feit en de waarde van de motor, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zij zal in plaats daarvan aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 100 uren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Het medeplegen van witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Schouw, voorzitter, mr. A. Hello en mr. M. Diepenhorst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.P. Hoskam, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 april 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.