In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De eiser had een aanvraag voor studiefinanciering voor de periode van augustus tot en met december 2020 ingediend, welke door DUO op 18 september 2020 werd afgewezen. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in het besluit van 14 december 2020. Hierop heeft eiser beroep ingesteld.
Tijdens de procedure heeft DUO op 28 februari 2022 alsnog studiefinanciering toegekend voor de gevraagde periode. Dit leidde ertoe dat eiser zijn beroep ter zitting op 10 maart 2022 introk, omdat zijn bezwaren waren gehonoreerd. Eiser verzocht echter wel om vergoeding van de proceskosten die hij had gemaakt in de procedure.
De rechtbank heeft geoordeeld dat DUO inderdaad in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld. De kosten zijn vastgesteld op € 2.059,00, berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat DUO op grond van de Awb het griffierecht van € 49,00 aan eiser dient te vergoeden, zonder dat een aparte veroordeling hiervoor nodig was. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.