ECLI:NL:RBZWB:2022:2012

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
AWB- 20_7466
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep bestuursrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.M. Pasman, had beroep ingesteld tegen een besluit van het bestuur van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de weigering om verzoeker te bevorderen naar een bepaalde functie werd behandeld. Het bestreden besluit dateert van 24 april 2020. Verzoeker trok zijn beroep in, maar verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder gaf aan geen bezwaar te hebben tegen deze veroordeling.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overwoog dat, gezien de brief van verweerder van 30 december 2021, er voldoende aanleiding was om te concluderen dat verweerder aan verzoeker tegemoet was gekomen. Dit leidde tot de beslissing om verweerder te veroordelen in de proceskosten die verzoeker had gemaakt.

De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 1.518,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en oordeelde dat verweerder ook het griffierecht van € 178,00 aan verzoeker dient te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. C.E.M. Marsé, in aanwezigheid van griffier mr. A.J.M. van Hees, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7466 AW
uitspraak van 19 april 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen
[naam verzoeker] , te [plaatsnaam] , verzoeker,
gemachtigde: mr. M.M. Pasman,
en

het bestuur van de rechtbank Oost-Brabant, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 24 april 2020 (bestreden besluit) van verweerder inzake de weigering hem te bevorderen naar [naam functie] (schaal 12).
Bij brief van 30 december 2021 heeft verweerder aan de rechtbank meegedeeld dat eiser met ingang van 12 maart 2019 geplaatst wordt in de functie [naam functie] . Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft in zijn brief van 6 april 2022 gesteld geen bezwaar te hebben tegen een veroordeling in de proceskosten.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de brief van 30 december 2021 dat verweerder aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,00.
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 178,00 aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.518,00
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 19 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.