ECLI:NL:RBZWB:2022:196

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2022
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
AWB- 21_1358
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag lerarenbeurs op grond van de Wet studiefinanciering 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De eiser had een aanvraag ingediend voor een lerarenbeurs voor het studiejaar 2020-2021, welke door DUO was afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld in het licht van de relevante wet- en regelgeving, met name de Subsidieregeling lerarenbeurs. De rechtbank constateerde dat de aanvraag te laat was ingediend, namelijk op 24 juli 2020, terwijl de deadline voor aanvragen op 30 juni 2020 lag. Eiser stelde dat hij door bijzondere omstandigheden, zoals de coronacrisis, niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen. De rechtbank oordeelde echter dat eiser bekend was met de geldende aanvraagperiode en dat andere leraren in opleiding wel op tijd hun aanvragen hadden ingediend. De rechtbank concludeerde dat er geen onbillijkheid van overwegende aard was die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1358 WSFBSF

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: [naam gemachtigde eiser] ,
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 21 augustus 2020 (primair besluit) heeft DUO de aanvraag van eiser om een lerarenbeurs voor scholing op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) afgewezen.
In een besluit van 8 februari 2021 (bestreden besluit) heeft DUO het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

DUO heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Breda op 18 november 2021.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde en namens DUO drs. P.M.S. Slagter.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn met 6 weken verlengd.

Overwegingen

1. Feiten

Eiser ontving eerder een lerarenbeurs voor scholing op grond van de Wsf 2000 over de collegejaren 2018-2019 en 2019-2020 van DUO.
Op 24 juli 2020 heeft eiser met het formulier ‘Aanvraag Lerarenbeurs voor scholing 2020-2021’ een lerarenbeurs voor scholing aangevraagd bij DUO.
Bij het primaire besluit heeft DUO eisers aanvraag afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Op 2 februari 2021 heeft een telefonische hoorzitting plaatsgevonden. Vervolgens heeft DUO – na ingebrekestelling – het bestreden besluit genomen.

2. Beroepsgronden

Eiser stelt in beroep primair dat DUO alsnog een lerarenbeurs aan hem moet toekennen, omdat DUO in bezwaar ook een termijn heeft overschreden en de gevolgen dan voor het overheidsorgaan dienen te zijn en niet voor eiser. Subsidiair stelt eiser dat DUO alsnog de lerarenbeurs moet toekennen op grond van de hardheidsclausule (artikel 26 van de Subsidieregeling lerarenbeurs). Nu zowel DUO als eiser termijnen hebben overschreden, leidt het niet toekennen van de lerarenbeurs tot een onbillijkheid, omdat de gevolgen van de termijnoverschrijdingen volledig voor rekening van eiser komen. In dit kader erkent eiser dat de aanvraag te laat is ingediend, maar is dit volgens hem te verklaren door de omstandigheid dat de combinatie van fysiek en digitaal lesgeven tijdens de coronacrisis veel aandacht van eiser vergden, waardoor het aanvragen van de lerarenbeurs tijdelijk aan zijn aandacht was ontsnapt.

3. Wettelijk kader

De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage.

4. Beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt allereerst vast dat op de toekenning van lerarenbeurzen de Subsidieregeling lerarenbeurs (Subsidieregeling) van toepassing is.
4.2.
Vervolgens stelt de rechtbank vast dat tussen partijen in geschil is of DUO de afwijzing van eisers aanvraag om een lerarenbeurs heeft mogen handhaven bij het bestreden besluit.
4.3.
De rechtbank overweegt dat in de artikelen 6 lid 2a en 9 van de Subsidieregeling is bepaald dat de aanvraagperiode voor een lerarenbeurs loopt van 1 april tot en met 15 mei, voorafgaand aan het studiejaar waarvoor de lerarenbeurs wordt aangevraagd, en dat de aanvraag kan worden aangevuld tot en met uiterlijk 30 juni. Voor het studiejaar 2020-2021 kon dus worden aangevraagd vanaf 1 april 2020 en worden aangevuld tot en met 30 juni 2020. De aanvraagperiode voor een lerarenbeurs staat ook vermeld op de website van DUO bij het onderwerp ‘Lerarenbeurs’. Vaststaat dat eiser al eerder, namelijk voor de studiejaren 2018-2019 en 2019-2020, een lerarenbeurs van DUO heeft ontvangen. Ter zitting heeft eiser ook erkend dat hij bekend was met de geldende aanvraagperiode en dat hij zijn aanvraag voor het studiejaar 2020-2021 op 24 juli 2020, dus niet tijdig, heeft ingediend.
4.4.
Ter zitting heeft eiser zijn gronden nader gespecificeerd, in die zin dat DUO op grond van bijzondere omstandigheden de hardheidsclausule had moeten toepassen door aan hem alsnog een lerarenbeurs te verstrekken. De bijzondere omstandigheden zijn gelegen in het tijdens de coronalockdown omschakelen van fysiek naar digitaal onderwijs en het te laat beslissen op eisers bezwaar door DUO. Bovendien stelt eiser dat DUO er, gezien de mogelijkheid van bezwaar- en beroepsprocedures, rekening mee had moeten houden dat bij gegrondverklaringen alsnog lerarenbeurzen zouden moeten worden verstrekt.
4.5.
De hardheidsclausule van de Subsidieregeling is opgenomen in artikel 26. In dit artikel is bepaald dat DUO bepalingen van de Subsidieregeling buiten toepassing kan laten of daarvan kan afwijken voor zover deze toepassing, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard.
4.6.1.
De rechtbank overweegt ten aanzien van eisers gronden als volgt. Het is invoelbaar dat eiser een verhoogde werkdruk ervaarde door het omschakelen van fysiek naar digitaal onderwijs tijdens de coronalockdown in 2020. Vaststaat echter dat eiser bekend was met de geldende aanvraagperiode voor de lerarenbeurs. Andere leraren in opleiding waren wel op tijd met indienen van hun aanvragen. Naar het oordeel van de rechtbank is hierin dan ook geen onbillijkheid van overwegende aard gelegen, waardoor DUO op dit punt geen aanleiding had hoeven zien de hardheidsclausule toe te passen.
4.6.2.
Verder staat vast dat DUO – na ingebrekestelling door de gemachtigde van eiser – op 8 februari 2021 heeft beslist op eisers bezwaar. DUO stelt dat eiser al bij het toezenden van het aanvraagformulier op 14 juli 2020 door een medewerkster van DUO was geïnformeerd dat zijn aanvraag zou worden afgewezen, omdat hij te laat was en dat hij hiertegen in bezwaar kon gaan. Eiser heeft dit niet betwist. Hij wist al toen hij de aanvraag indiende dat hij te laat was. Zo beschouwd is zijn belang niet geschaad door de late beslissing van DUO op zijn aanvraag.
Ter zitting is door DUO toegelicht dat, afgezien van het feit dat eisers aanvraag te laat werd ingediend – 24 juli 2020, terwijl de sluitingsdatum voor aanvragen 30 juni 2020 was – de aanvraag ook pas werd ingediend toen de verdeling van de subsidie reeds had plaatsgevonden over de tijdige aanvragen en dat het plafond voor het soort onderwijs waarop de aanvraag betrekking had reeds was bereikt. DUO ziet hierdoor niet in hoe het tot toekenning van een lerarenbeurs aan eiser had kunnen komen. De rechtbank overweegt dat uit artikel 6, eerste lid, van de Subsidieregeling – evenals de website van DUO – volgt dat DUO het beschikbare bedrag voor lerarenbeurzen per doelgroep verdeelt in volgorde van ontvangst van de aanvragen. Aangezien eiser eerdere aanvragen om een lerarenbeurs heeft gedaan, die zijn toegekend, wordt eiser geacht bekend te zijn met deze regeling. In de omstandigheid dat DUO te laat heeft beslist op eisers bezwaar, is naar het oordeel van de rechtbank geen onbillijkheid van overwegende aard gelegen. DUO had op dit punt dan ook geen aanleiding hoeven te zien de hardheidsclausule toe te passen.
4.6.3.
Ten aanzien van de grond dat bijzondere omstandigheden om tot toepassing van de hardheidsclausule over te gaan zijn gelegen in het rekening houden met gegrondverklaringen in bezwaar- en beroepsprocedures bij het toekennen van lerarenbeurzen, overweegt de rechtbank als volgt. In de toelichting bij artikel 6 van de Subsidieregeling is opgenomen dat, indien sprake is van niet volledige benutting van het budget in een sector en een andere sector te kampen heeft met een tekort, het niet volledig benutte budget hiervoor kan worden ingezet. Mochten meerdere sectoren te maken hebben met een tekort, dan wordt het restbedrag naar evenredigheid verdeeld. Ter zitting heeft DUO op dit punt desgevraagd toegelicht dat in het jaar 2020 een kleinere ‘pot geld’ beschikbaar was, waardoor het subsidieplafond in alle sectoren eerder was bereikt en het rekening houden met gegrondverklaringen in bezwaar- en beroepsprocedures bij het toekennen van lerarenbeurzen niet mogelijk was geweest. Bovendien is de ‘pot geld’ op zodra het subsidieplafond is bereikt. In eisers grond en de ter zitting toegelichte werkwijze van DUO ziet de rechtbank geen reden om te oordelen dat DUO op dit punt aanleiding had moeten zien de hardheidsclausule toe te passen. Eisers gronden slagen niet.
5. Conclusie
Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 18 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage

Artikel 4:25 van de Awb bepaalt het volgende:
1. Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.
2. Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.
3. Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.
Artikel 6 van de Subsidieregeling bepaalt, voor zover van belang, het volgende:
1. Onverminderd het tweede lid verdeelt de minister het beschikbare bedrag per doelgroep in volgorde van ontvangst van de aanvragen voor subsidie met dien verstande dat:
a. aan aanvragers aan wie op basis van deze regeling reeds voor een eerste of tweede maal subsidie is verleend voor dezelfde opleiding, voorrang wordt verleend bij de subsidieverstrekking; en
b. bij subsidieverstrekking in 2021 vervolgens voorrang wordt verleend aan aanvragers die in 2020 een afwijzing ontvingen vanwege dreigende overschrijding van het subsidieplafond in 2020.
2. De aanvrager krijgt krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht twee weken de gelegenheid de aanvraag aan te vullen. Als de aanvraag binnen twee weken voldoende is aangevuld, geldt de dag waarop de aanvraag is ingediend, met betrekking tot de in het eerste lid genoemde verdeling, als datum van ontvangst.
2a. In afwijking van het tweede lid stelt de minister een aanvrager die in 2020 op of voor 17 juni een onvolledige aanvraag doet, in de gelegenheid om de aanvraag aan te vullen tot en met uiterlijk 30 juni 2020. Als de aanvraag uiterlijk op 30 juni 2020 voldoende is aangevuld, geldt de dag waarop de aanvraag is ingediend, met betrekking tot de in het eerste lid genoemde verdeling, als datum van ontvangst.
6. De verdeling van het beschikbare bedrag voor het studiejaar 2020–2021 over de verschillende doelgroepen geschiedt als volgt:
a. € 14.000.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het basisonderwijs, het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs;
b. € 23.000.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het voortgezet onderwijs;
c. € 6.500.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het beroepsonderwijs en educatie; en
d. € 6.100.000 is beschikbaar voor opleidingen van leraren werkzaam in het hoger beroepsonderwijs.
8. Indien een van de budgetten niet volledig wordt benut, wordt het restbedrag naar evenredigheid verdeeld over de overige doelgroepen.
Artikel 9 van de Subsidieregeling bepaalt dat subsidieaanvragen jaarlijks kunnen worden ingediend van 1 april tot en met 15 mei, voorafgaand aan het studiejaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
Artikel 26 van de Subsidieregeling bepaalt dat de minister een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing kan laten of daarvan kan afwijken voor zover deze toepassing, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard.
Toelichting bij de Subsidieregeling, p. 7:
Subsidieaanvragen kunnen jaarlijks worden ingediend van 1 april tot en met 30 juni, voorafgaand aan het studiejaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
Toelichting bij artikel 6 van de Subsidieregeling, p. 9:
De aanvragen worden op datum van binnenkomst behandeld. Hiervoor geldt het moment dat de aanvraag is ingediend. Met andere woorden, wie het eerst komt, wie het eerst maalt. Als een aanvraag onvolledig is, kan deze binnen twee weken worden aangevuld. Als de aanvraag binnen die twee weken voldoende is aangevuld, geldt de dag waarop de aanvraag is ingediend, als datum van ontvangst. Indien dit niet binnen deze termijn gebeurt, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld. Een aanvrager heeft dan wel de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen. Voorrang wordt verleend aan aanvragers die voor een tweede of derde keer subsidie aanvragen voor dezelfde opleiding. Subsidie voor het volgen van een opleiding wordt immers per studiejaar verstrekt. De aanvrager heeft na de toekenning van de subsidie beperkt de mogelijkheid, afhankelijk van tijd en geld, om de subsidie te wijzigen, dan wel in te trekken zonder een jaar van de Lerarenbeurs verbruikt te hebben. Het beschikbare subsidiebedrag voor het verlenen van de Lerarenbeurs wordt verdeeld per sector. Deze verdeling is gebaseerd op het potentieel aantal aanvragers per sector. Indien sprake is van niet volledige benutting van het budget in een sector en een andere sector te kampen heeft met een tekort, dan kan het niet volledig benutte budget hiervoor worden ingezet. Mochten meerdere sectoren te maken hebben met een tekort dan wordt het restbedrag naar evenredigheid verdeeld.
Toelichting bij artikel 26 van de Subsidieregeling, p. 11:
De hardheidsclausule wordt alleen toegepast in zeer uitzonderlijke en onvoorziene situaties.