In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar en bewoner van een woning in Hulst, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Hulst, dat op 15 februari 2022 was genomen. Dit besluit hield in dat de woning voor een periode van drie maanden gesloten zou worden vanwege de ontdekking van een hennepkwekerij met 148 hennepplanten tijdens een politie-inval op 19 januari 2022. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij van mening was dat de sluiting niet gerechtvaardigd was.
Tijdens de zitting op 8 april 2022, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De burgemeester stelde dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde en veiligheid te waarborgen, gezien de ernst van de overtreding. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de burgemeester onvoldoende rekening had gehouden met de zorgplicht voor verzoeker, die door de sluiting van zijn woning in een kwetsbare positie verkeerde. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de woning mogelijk onevenredig grote gevolgen voor verzoeker zou hebben, vooral omdat er geen adequate opvang was geregeld.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om bij het nemen van besluiten ook de gevolgen voor betrokkenen in overweging te nemen, vooral in situaties waarin mensen in een kwetsbare positie verkeren.