ECLI:NL:RBZWB:2022:1939

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
11 april 2022
Zaaknummer
AWB- 22_1450 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een opgelegde dwangsom tot sluiting van een woning wegens hennepteelt

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar en bewoner van een woning in Hulst, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Hulst, dat op 15 februari 2022 was genomen. Dit besluit hield in dat de woning voor een periode van drie maanden gesloten zou worden vanwege de ontdekking van een hennepkwekerij met 148 hennepplanten tijdens een politie-inval op 19 januari 2022. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij van mening was dat de sluiting niet gerechtvaardigd was.

Tijdens de zitting op 8 april 2022, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De burgemeester stelde dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde en veiligheid te waarborgen, gezien de ernst van de overtreding. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de burgemeester onvoldoende rekening had gehouden met de zorgplicht voor verzoeker, die door de sluiting van zijn woning in een kwetsbare positie verkeerde. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de woning mogelijk onevenredig grote gevolgen voor verzoeker zou hebben, vooral omdat er geen adequate opvang was geregeld.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om bij het nemen van besluiten ook de gevolgen voor betrokkenen in overweging te nemen, vooral in situaties waarin mensen in een kwetsbare positie verkeren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1450 OPIUMW VV
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 8 april 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. J. van Boekel,
en

de burgemeester van de gemeente Hulst, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 15 februari 2022 (bestreden besluit) van de burgemeester tot sluiting van de woning aan [adres woning] te [plaats woning] (hierna: de woning) voor een periode van drie maanden. Hij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 8 april 2022. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten
vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger].
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Verzoeker is eigenaar en bewoner van de woning. Uit het Hennepinformatiebericht en de bestuurlijke rapportage van 24 januari 2022 blijkt dat de politie tijdens een inval op 19 januari 2022 in de woning (meer specifiek: op een slaapkamer op de eerste verdieping) een in werking zijnde hennepkwekerij heeft aangetroffen. Het gaat om 148 hennepplanten.
Op 24 januari 2022 heeft de burgemeester aan verzoeker het voornemen kenbaar gemaakt om de woning met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet voor een periode van drie maanden te sluiten. Verzoeker heeft daartegen zijn zienswijze kenbaar gemaakt.
De burgemeester heeft verzoeker bij bestreden besluit op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet gelast om de woning te sluiten en gesloten te houden voor een periode van drie maanden met ingang van 15 maart 2022.
Verzoeker heeft daar bezwaar tegen gemaakt en heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Namens de burgemeester istoegezegd dat de effectuering van het bestreden besluit wordt opgeschort tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
3.
Bevoegdheid van de burgemeester
Niet in geschil is dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat in de woning 148 hennepplanten zijn aangetroffen. Hennep is een middel als bedoeld in lijst II. De burgemeester mocht er gelet op die hoeveelheid vanuit gaan dat de aangetroffen drugs bestemd waren voor drugshandel.
Verzoekers gronden tegen het bestreden besluit zien op de toepassing van de bevoegdheid.
4.
Toepassing van de bevoegdheid
4.1
Artikel 13b van de Opiumwet voorziet in een discretionaire bevoegdheid om een last onder bestuursdwang op te leggen. De burgemeester dient een belangenafweging te maken, om te beslissen of hij van de bevoegdheid gebruik maakt en op welke wijze hij van de bevoegdheid gebruik maakt. Ter uitvoering van die bevoegdheid, heeft de burgemeester op 25 mei 2021 de ‘Beleidsnota artikel 13b Opiumwet’ vastgesteld. De burgemeester heeft besloten de woning in overeenstemming met dit beleid te sluiten voor de duur van drie maanden.
4.2
De voorzieningenrechter zal beoordelen of de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hier sprake is van een “ernstig geval” op basis waarvan tot sluiting van de woning is besloten. De voorzieningenrechter neemt daarbij de nieuwe maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel, zoals weergegeven in de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) [1] en het meer specifieke toetsingskader - zoals weergegeven in de overzichtsuitspraak van de Afdeling [2] - in acht. De voorzieningenrechter zal bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel een onderscheid maken tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid, zoals neergelegd in voormelde uitspraken van de Afdeling.
Geschiktheid
4.3
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de sluiting van de woning een geschikt middel om het doel te bereiken dat de burgemeester voor ogen heeft, namelijk het ongedaan maken, beëindigen en/of voorkomen van overtredingen van de Opiumwet, het te niet doen van de naamsbekendheid van het pand als bewaar- of verkooppunt, het ontnemen van de loop naar het pand, waardoor klanten en/of dealers en/of - zoals in deze zaak - leden van de criminele organisatie die langskomen, al dan niet om de planten water te geven, geen gebruik meer maken van dat pand voor de handel in drugs, en het wegnemen van het gevaar voor de openbare orde en veiligheid.
Noodzaak van de sluiting
4.4
De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn standpunt dat er geen noodzaak (meer) is tot sluiting van de woning. Ondanks dat de burgemeester de noodzaak van sluiting in het bestreden besluit vrij algemeen heeft verwoord, is deze noodzaak voldoende gemotiveerd. De aangetroffen hoeveelheid (148 hennepplanten) wordt in de beleidsregels aangemerkt als een ernstig geval waarbij de woning – ook bij een eerste overtreding – wordt gesloten. Sluiting van de woning is een pand-gebonden maatregel met als doel om het pand uit het drugscircuit te halen en daarmee overtredingen van de Opiumwet ongedaan te maken, te beëindigen en/of te voorkomen. Duidelijk is dat de woning in gebruik genomen is door een criminele organisatie en bekend is in het criminele circuit. Verzoeker heeft zelf verklaard dat hij door de eigenaar van de hennep is bedreigd met de dood en met het in brand steken van zijn woning. Ook zijn er aanwijzingen voor eerdere oogsten. De burgemeester mocht daarom aannemen dat de woning van verzoeker een schakel vormt in de keten van drugshandel. Er is sprake van noodzaak tot sluiting om het pand uit de keten te halen en de risico’s voor omwonenden weg te nemen.
Evenwichtigheid van de sluitingsmaatregel
4.5
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij psychische en lichamelijke beperkingen heeft, niet bij familie of vrienden terecht kan, en al enkele maanden geen inkomsten heeft en dus niet de financiële middelen heeft om andere woonruimte te huren. In het bestreden besluit heeft de burgemeester gesteld dat verzoeker woonruimte kan zoeken op een camping, pension of vakantiewoning. Ter zitting is namens de burgemeester gesteld dat de omstandigheden van verzoeker niet maken dat de burgemeester een speciale zorgplicht heeft, want verzoeker kan ook naar een hotel, een vakantiewoning huren, hulp vragen van ‘Hulst voor elkaar’ of eventueel aankloppen bij het sociaal pension in het dorp.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester in zijn belangenafweging onvoldoende aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Hoewel, gelet ook op de strikte rechtspraak van de Afdeling, een sluiting van de woning voor de duur van drie maanden op zichzelf genomen gerechtvaardigd zou kunnen zijn, heeft de burgemeester hiertoe niet kunnen besluiten zonder op zijn minst maatregelen te treffen om de gezondheid en veiligheid van verzoeker te waarborgen. De burgemeester heeft namelijk een algemene zorgplicht naar alle bewoners binnen zijn gemeente. Hierbij past naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat hij zich in dit specifieke geval niet bekommert om de vraag waar verzoeker in de periode waarin de woning door hem is gesloten, verblijft. De enkele verwijzing naar mogelijkheden waar verzoeker zelf een onderkomen kan zoeken, is onvoldoende, omdat niet is nagegaan of er ook daadwerkelijk plaats is voor verzoeker in het pension of elders en dus of sprake is van reële mogelijkheden. [3] De voorgenomen sluiting, zonder dat voorzien is in adequate opvang, zal dan ook naar het oordeel van de voorzieningenrechter mogelijk onevenredig grote gevolgen kunnen hebben voor verzoeker. In bezwaar dient hieraan aandacht te worden besteed.
5.
Conclusie
In het voorgaande ziet de voorzieningenrechter voldoende aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
6.
Proceskosten en griffierecht
6.1
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient de burgemeester aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
6.2
De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,‑ en wegingsfactor 1). Tevens dient de burgemeester de door verzoeker gemaakte reiskosten te vergoeden, ten bedrage van € 57,58.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- schorst het bestreden besluit tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.575,58.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 8 april 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie onder andere de Afdeling 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 en 335.
2.De Afdeling 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
3.Zie onder andere de Afdeling 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912, r.o. 4.2.2, en rechtbank Rotterdam 27 juli 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:6191.