In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De eiser, die als zelfstandig ondernemer werkt, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college waarin zijn recht op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo 3) over de periode van 1 oktober 2020 tot en met 5 januari 2021 werd ingetrokken. Het college had deze beslissing genomen omdat de eiser langdurig in het buitenland verbleef. Daarnaast had het college de bijstandsnorm gewijzigd vanwege het huwelijk van de eiser, wat leidde tot een terugvordering van eerder betaalde uitkeringen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat hij in de relevante periode in Nederland verbleef. De rechtbank oordeelde dat de herziening van de Tozo-uitkering door het college terecht was, omdat de eiser meer dan 28 dagen in het buitenland had verbleven, wat in strijd is met de voorwaarden voor het ontvangen van de Tozo-uitkering. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, en heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van het leveren van bewijs door de aanvrager van de Tozo-uitkering en de strikte voorwaarden die gelden voor het recht op bijstand. De rechtbank heeft de terugvordering van de onterecht betaalde uitkering bevestigd, en de eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.