Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 8 april 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzet van
[naam opposant] , te [plaatsnaam] , opposant.
Procesverloop
Overwegingen
.Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard en de zaak vereenvoudigd heeft afgedaan. Opposant stelt dat hij - anders dan in de uitspraak van de rechtbank is overwogen - bij verweerder geen verzoek heeft gedaan om aanspraak te maken op de sociale voorzieningen voor het militair personeel van het KNIL, maar verweerder heeft verzocht om het Rijksverzorgingsbeleid voor Ambonezen op hem toe te passen. Aan verweerder komt volgens opposant een publiekrechtelijke grondslag toe om dit Rijksverzorgingsbeleid voor Ambonezen op de leden van de Bond van ex-K.N.I.L.-militairen-op-weg-naar-huis, waaronder opposant, toe te passen zoals bepaald in artikel I van het Besluit van 7 november 1952, houdende wijziging van de naam van het Departement voor Uniezaken en Overzeese Rijksdelen in die van Departement van Overzeese Rijksdelen en overdracht van een gedeelte van de taak van dit Departement aan andere Departementen, zoals bekend gemaakt in het Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, jaargang 1952, nr. 551. Opposant doet een beroep op dit beleid, onder verwijzing naar de beschikking van de minister van Maatschappelijk Werk van 31 juli 1961, Sectie I, nr. 56997 (lees: Rijksverzorgingsbeleid voor Ambonezen). Opposant stelt dat deze beschikking niet is ingetrokken en dat daarom zijn verzoek van 7 juni 2021 een aanvraag is in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Nu verweerder niet tijdig een besluit heeft genomen op zijn aanvraag, is de rechtbank bevoegd om zijn beroepschrift in behandeling te nemen, zo stelt opposant.