ECLI:NL:RBZWB:2022:1920
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen het niet uitbetalen van haar uitkering op grond van de Participatiewet voor de maand februari 2022. Op 25 februari 2022 heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Echter, op 1 maart 2022 heeft het dagelijks bestuur van Samenwerking De Bevelanden de uitkering alsnog betaalbaar gesteld. Hierop heeft verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om veroordeling van De Bevelanden in de proceskosten.
De Bevelanden heeft in een brief van 21 maart 2022 aangegeven dat de voorlopige voorziening voorkomen had kunnen worden als verzoekster eerder contact had opgenomen met de inkomensconsulent. Deze brief is aan verzoekster doorgestuurd, maar zij heeft binnen de gestelde termijn niet gereageerd. De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.
De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval blijkt uit de betaling van de uitkering op 1 maart 2022 dat De Bevelanden aan verzoekster is tegemoetgekomen. Verzoekster heeft echter nagelaten om contact op te nemen met de inkomensconsulent voordat zij het verzoek om voorlopige voorziening indiende. Hierdoor was de voorlopige voorziening waarschijnlijk niet nodig geweest. De voorzieningenrechter ziet daarom onvoldoende aanleiding om De Bevelanden te veroordelen in de proceskosten, en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.