4.5.In reactie heeft eiseres aangevoerd dat het UWV ten onrechte stelt dat de slijtage aan de knie normaal is voor iemand van haar leeftijd. Het UWV heeft geen rekening gehouden met de afwijking in het osteosynthesemateriaal en de slijtage. De enige reden waarom er geen knieprothese wordt geplaatst is de leeftijd van eiseres, maar kennelijk is het wel nodig en is het een mogelijkheid om eiseres van haar knieklachten/-beperkingen af te helpen. Eiseres heeft met voldoende stukken aannemelijk gemaakt dat de tremor en duizeligheid in zodanige mate aanwezig waren op de datum in geding dat er aanleiding is voor aanvullende beperkingen. De verzekeringsarts benoemt zelf ook dat eisers al in 2018 melding heeft gemaakt van duizeligheidsklachten.
Ook heeft het UWV ten onrechte geen aanvullende beperkingen voor de rugklachten aangenomen. Dat daarvoor wel aanleiding bestaat, blijkt uit de brief van de anesthesioloog van 24 februari 2017, waarin wordt gesproken van de dehydratie van de tussenwervelschijven. Door het uitdrogen van haar tussenwervelschijf is zij steeds minder in staat om schokken te absorberen. Deze uitdroging kan niet worden teruggedraaid en neemt met de jaren toe. Verder gaat het UWV ten onrechte voorbij aan haar angstklachten, die reeds op datum in geding aanwezig waren en ook bekend bij het UWV. Eiseres kan geen autorijden of gebruik maken van het OV, gelet op de duizeligheid die zij ervaart door het hypokinetisch rigide syndroom en het feit dat zij zware medicatie neemt. Ook de ervaren lichamelijke en psychische klachten staan daaraan in de weg.
5.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest. Op grond van de beschikbare gegevens moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de verzekeringsarts b&b de belastbaarheid ten aanzien van het hand- en vingergebruik van eiseres niet geheel juist heeft vastgesteld.
Kern van het beroep, zo heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting bevestigd, is de in beroep gebleken nieuwe diagnose van (beginnende) Parkinson. De rechtbank stelt voorop dat een (nieuwe) diagnose niet zonder meer betekent dat er (aanvullende) beperkingen moeten worden aangenomen. In het geval van eiseres is de rechtbank echter van oordeel dat de verzekeringsarts b&b de belastbaarheid ten aanzien van het hand- en vingergebruik niet juist heeft vastgesteld. Weliswaar werd de tremor ten tijde van de datum in geding (12 juni 2019) door de neurologen nog aangeduid als ‘essentieel’, wat volgens de verzekeringsarts b&b wil zeggen ‘zonder bekende oorzaak’, maar dat neemt niet weg dat de tremor bij lichamelijk onderzoek door zowel de primaire als de verzekeringsarts b&b werd waargenomen. Zo stelde de primaire verzekeringsarts: “
Ze laat aan haar rechterhand een tremor zien die zich vooral weerspiegelt in haar duim. De tremor is er niet steeds en lijkt erger te worden als ze iets doet met haar hand. De linkerhand laat geen tremor zien. […]. De knijpkracht is zeker niet optimaal, maar ze kan de vingers van onderzoeker vasthouden tegen weerstand in.
De verzekeringsarts b&b rapporteerde: “
Er is een lichte tremor van beide handen (rechts wat meer uitgesproken dan links) die echter regelmatig niet waarneembaar is. Ze pakt doelgericht en zonder trillen een pen met links of rechts. De handgrepen (getest: cilindergreep, pincetgreep en pengreep) zijn ongestoord, waarbij ze bij de uitvoering in wisselende mate de tremor vertoont.
Gelet op het feit dat zowel de primaire verzekeringsarts als de verzekeringsarts b&b constateren dat de tremoren in wisselende mate vertoond worden dan wel erger worden als eiseres iets doet met haar handen, acht de rechtbank het onnavolgbaar dat er op het FML item 4.3.7, ‘fijne motoriek’ geen beperking is aangenomen. Reeds gelet op het voorgaande komt het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek voor vernietiging in aanmerking. De verborgen beperking op aspect 4.3.7 van de FML dient te worden opgeheven. In het licht van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is gemotiveerd waarom voor het aspect handelingstempo is aangegeven dat de norm het maximaal haalbare voor eiseres is. Het is immers voorstelbaar dat een beperking in de fijne motoriek invloed heeft op het handelingstempo. De verzekeringsarts b&b noemt met name dit specifieke aandachtspunt ook in de rapportage van 11 januari 2021. De rechtbank laat het aan de verzekeringsartsen, nu zij daartoe deskundig zijn, om vast te stellen of het opheffen van de verborgen beperking op aspect 4.3.7 van de FML nog andere gevolgen voor de FML heeft.
Ten aanzien van de overige (medische) beroepsgronden, overweegt de rechtbank als volgt.
Dat er sprake is van duizeligheidsklachten wordt niet betwist. De verzekeringsarts acht de reeds aangenomen beperking ten aanzien van verhoogd persoonlijk risico echter onveranderd afdoende. Dat er ten tijde van de datum in geding sprake was van zodanige duizeligheidsklachten dat er reden was voor aanvullende beperkingen, is de rechtbank niet gebleken. Dat blijkt ook niet uit de waarnemingen van de verzekeringsarts b&b tijdens de hoorzitting.
Anders dan eiseres stelt heeft de verzekeringsarts b&b ten aanzien van de knieklachten wel degelijk rekening gehouden met de geconstateerde afwijking in het osteosynthesemateriaal en de slijtage. Volgens de verzekeringsarts b&b is de in 2016 opgelopen tibiaplateaufractuur zeker reden om de dynamische en statische kniebelasting te beperken, maar is er geen aanleiding voor aanvullende beperkingen. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te oordelen dat de aangenomen beperkingen ten aanzien van de knie ontoereikend zijn. De rechtbank betrekt daarbij dat blijkens het rapport van de verzekeringsarts b&b, eiseres bij lichamelijk onderzoek in staat was een weegschaal van vijf kilo van de grond te pakken en in vlot tempo de knieën meer dan 90 graden door te buigen en dat er sprake was van een normaal loop- en bewegingspatroon.
Ook voor wat betreft de gestelde rugklachten heeft de verzekeringsarts b&b geen aanleiding gezien om haar verdergaand beperkt te achten ten aanzien van zitten, lopen en traplopen. De rechtbank ziet geen aanleiding daaraan te twijfelen. In de FML zijn meerdere beperkingen aangenomen voor wat betreft dynamische handelingen en statische houdingen. De rechtbank acht van belang dat eiseres de rugpijn niet ter sprake heeft gebracht bij het spreekuur bij de primaire verzekeringsarts of bij de hoorzitting van de verzekeringsarts b&b. Indien eiseres op datum in geding zodanige klachten aan de rug ervoer dat zij meende dat aanvullende arbeidsbeperkingen nodig waren, had het voor de hand gelegen dat zij dit op het spreekuur/de hoorzitting ter sprake had gebracht.
Dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening zouden hebben gehouden met de psychische klachten van eiseres, volgt de rechtbank niet. Uit de rapportages blijkt dat de verzekeringsartsen hiervan op de hoogte waren en dit ook hebben meegenomen en meegewogen bij het vaststellen van de beperkingen. Eiseres heeft op dit punt (ondanks een aankondiging daartoe) geen nieuwe medische gegevens ingebracht en bij het spreekuur/de hoorzitting werden op dit punt geen bijzonderheden waargenomen.
Op grond van de beschikbare gegevens moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de verzekeringsarts b&b de belastbaarheid van eiseres niet juist heeft vastgesteld. Het bestreden besluit komt alleen om deze reden al voor vernietiging in aanmerking.
6.
Geschiktheid voor de functies
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: medior soldering operator (Sbc-code 11180), Modinette (Sbc-code 111160) en Stikster (Sbc-code 272043).
Gelet op het hiervoor geconstateerde gebrek in de FML, kan ook de arbeidsdeskundige beoordeling uitgevoerd op grond van die FML, niet in stand blijven. De geduide functies kunnen bij een beperking op aspect 4.3.7, zo het de rechtbank aanziet, niet langer aan de schatting ten grondslag worden gelegd.
Ook uit de functieomschrijvingen blijkt de geduide functies voor eiseres niet geschikt zijn.
In alle functies wordt in zekere zin gevraagd om een vaste hand terwijl vast staat dat eiseres dat – ook reeds op datum in geding – nu juist niet heeft. De rechtbank acht het, gelet op het waar hiervoor is overwogen onder 5, voor eiseres niet mogelijk om zich met vaste hand bezig te houden met het geleiden van een draad door een naald, het werken met extreem kleine onderdelen, nauwkeurig stikken en het werken met een soldeerbout.
7.
Conclusie
De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat er, in ieder geval rekening houdend met de aanvullende beperking op FML item 4.3.7, nieuw arbeidsdeskundig onderzoek dient plaats te vinden. Om proceseconomische redenen ziet de rechtbank af van de mogelijkheid om met een tussenuitspraak het UWV in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dit betekent dat het UWV een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres zal moeten nemen. Daarbij moet het UWV rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken. Deze termijn begint pas nadat de termijn om hoger beroep in te tellen ongebruikt is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
8.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.897,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een informele bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 759,00 en wegingsfactor 1).